Skip to main content

Auteur: Jan Vingerhoets

Het ootje

Okee, ik geef het ruiterlijk toe: ik had het eerst helemaal niet door.  Maar nu doorzie ik de grap: de regering haalt gewoon een geintje met ons uit en gebruikt daarvoor het Griekse alfabet. Het Grieks heeft ons veel gebracht, waaronder democratie en mooie letters. Van het eerste is niet veel meer over, maar het alfabet wordt nog volop gebruikt. Alfa, delta, omikron: allemaal letters die in deze tijd heel goed van pas lijken te komen. 

Iedereen kent de letter omega. O-mega betekent niet anders dan ‘grote o’. Want omega stond voor een lange klank: ‘oo’. De korte variant, de ‘o’, is het kleine broertje van omega en die letter heet omicron. O-micron betekent dus niets anders dan ‘kleine ‘o’’. Een ootje, zogezegd. En dat is precies wat het is. Laat ik me nader verklaren.

Bij Hugo, die van hoed noch rand iets begreep, wist ik nooit of ik nou moest huilen of lachen, maar ditmaal is het Ernst en zijn we hier en daar toch echt wel een beetje geschrokken. 

Want inmiddels zijn we twee jaar verder. Achtereenvolgens schrokken we van een virusuitbraak (hier werden wij  in het ootje genomen, want om aan de definitie van een pandemie te voldoen moest die eerst worden herschreven). Daarna schrokken we van de besmettingscijfers (opnieuw een typisch geval van ootje, want die bleken te berusten op een test waarmee je geen infecties kon aantonen). Zorgmedewerkers schrokken van de zorgvuldig geheim gehouden modellen van het RIVM die gitzwarte scenario’s schetsten, welke de complete zorg zouden opslokken als waren het kosmische zwarte gaten (de modellen bleken er echter steevast fors naast te zitten – een flinke oot). 

Burgers bleven doorschrikken van de buitenproportionele maatregelen waarmee de regering een streep zette door vele grondrechten, ouders schrokken dat hun kinderen onderwijs werd onthouden en ze hun kleuters op straat moesten omkleden voor de zwemles. Ondernemers schrokken van massale faillisementen door maatregelen die meer levensjaren kostten dan ze opleverden. Allemaal schrokken we van politici met verlies aan geheugen en/of inzicht (hier was sprake van ootje na ootje), van de steeds strengere censuur, van het in de kiem smoren van dissidenten. 

Maar velen schrokken nog het meest van de mensen op wie zij meenden te kunnen vertrouwen. Van onze regering, die tegen beter weten in mensen wil dwingen mee te doen aan een van overheidswege verplicht gestelde discriminatie, waarvan de onderbouwing achterhaald is. Van onze journalisten die zwijgen als de overheid ons desinformeert of vragen over massale oversterfte negeert. Van onze politie, die weerloze demonstranten in elkaar knuppelde en daarmee zelfs de VN liet schrikken. En vooral schrokken zij van -en rouwden zij om- mensen om zich heen die wegkeken toen zij steeds meer buiten de samenleving geplaatst, geweerd en als tweederangs burgers behandeld werden, enkel omdat zij het ootje doorzagen. 

Maar er is hoop. Want het begint nu door te dringen dat de redenen voor deze tweedeling niet valide zijn. De TU Delft toonde aan dat het helemaal geen zin heeft om gezonden middels coronapassen buiten de maatschappij te plaatsen. De minister spartelde nog wel tegen, want dat virus was altijd een goed excuus geweest voor snode controleplannen. Maar nu ook nog eens uitgelekt is dat de plannen voor de pas al dateren uit 2014, wordt het toch allengs lastiger. Zelfs journalisten gaan zich realiseren waartoe zij op aarde zijn. De Volkskrant, die eerder lafhartig trouw had gezworen aan het Ministerie van Waarheid, kiest nu eieren voor haar geld en publiceerde gisteren zowaar een grafiek op de voorpagina waaruit pijnlijk duidelijk blijkt dat de RIVM-modellen volledig losgezongen zijn van de realiteit. NRC publiceerde zelfs een commentaar met een duidelijke boodschap: stop de coronabewijzen. Nu nog eerlijk berichten over de internationale protesten en de kanteling is begonnen. 

Toch past ons hier enige mildheid jegens de in het ootje genomenen. Het is mogelijk dat velen het (met dank aan het zwijgende journaille) tot op heden echt niet wisten en daarom oprecht geloofden dat de coronapas bedoeld was om de volksgezondheid te beschermen. Het is denkbaar dat ze, toen mensen werden buitengesloten, daadwerkelijk meenden dat die arme ongeprikten tegen zichzelf beschermd werden. Dat kan hen niet kwalijk genomen worden, want de propagandamachine van de overheid werkte op volle toeren, de geleerden leken geleerd en de druk was hoog. 

Maar vanaf nu is alles echt anders. Nu kan ieder weldenkend mens kennis nemen van het feit dat de coronapas al bedacht werd lang voordat dit virus ons bereikte. Nu kan ieder lezen dat de pas niet werkt ter voorkoming van infecties. Nu weet eenieder dat de boosters nauwelijks werkzaam zijn tegen Omicron. Vanaf nu is er geen excuus meer en kan ieder weldenkend mens die dat wil het gaan doorzien. Wie nú nog weg blijft kijken, mag alleen nog in de spiegel kijken en zal zich vroeg of laat voor zijn eigen geweten en nageslacht moeten verantwoorden. 

Want vanaf nu hebben we het allemaal namelijk wél geweten, dat van het ootje. 

Blogdo©

Overheidsadviezen voetbal treffen doel

In januari 2021 vaardigde de overheid richtlijnen uit hoe men veilig voetbal kon kijken en geluidloos kon juichen door een enthousiaste kreet op een papiertje te schrijven. Blogdoc vond hier wat van.

De lockdown is gisteren uitgebreid met een avondklok. Dat is uiteraard geen enkel probleem, want er is een overweldigend aanbod van kwalitatief goede programma´s op de Nederandse televisie. Met name voetbalwedstrijden bieden een hoog niveau van ontspanning en wie de juiste abonnementen aan elkaar knoopt, kan 24 uur per dag genieten van de louterende aanblik van zwetende mannen die als een dolle achter een opgeblazen stuk leer aan rennen om het daarna weer snel weg te schoppen. 

Maar deze tijd vraagt wel om extra maatregelen: is meedoen aan een potje voetbal op zichzelf al een aanslag op je gezondheid, het samen naar een wedstrijd kijken is zo mogelijk nog veel gevaarlijker. Gelukkig heeft de overheid het goed met onze gezondheid voor en geeft zij praktische handvatten. Hoe kijk je veilig naar een voetbalwedstrijd? Hoe juich je coronaproof?  Een ijverige ambtenaar die kennelijk nadrukkelijk naar een rode kaart solliciteerde heeft van ons belastinggeld een paar dagen op de richtlijnen zitten zwoegen. 

Gisteren keek ik met een stel vrienden  naar de wedstrijd van de Grey Boys veteranen tegen ZwartWit 8. Voor de gelegenheid hadden we opa  ook uitgenodigd. Dat was al onze eerste overtreding, maar die werd door de scheids door de vingers gezien, want de arme man was al een jaar niet het huis uit geweest. Overigens speelden de Grey Boys van links naar rechts.

Ik schonk wat drankjes in: een spa rood en een  blikje bier voor de gasten. Opa nam natuurlijk een glaasje jonge klare en zelf schonk ik een wijntje in. Uit voorzorg namen we de regels van de overheid erbij, want je wilt natuurlijk geen enkel risico lopen als je voor de TV zit. 

  1. Markeer de glazen zodat je niet uit het verkeerde glas drinkt. 

Goed idee. Ik zocht een markeerstift, poetste die grondig af met ontsmettingsdoekjes en om verwarring te voorkomen zette ieder zijn initialen op zijn glas of blikje. Opa Piet zette een J op zijn borrelglaasje, wat verwarrend was, vooral omdat die eigenlijk meer weg had van het cijfer 3. “Van Jenever!” riep hij triomfantelijk. Vooruit, duidelijker werd het er niet op, maar het was te onthouden; voor ons in elk geval beter dan voor opa zelf, dus de kans op vergissingen was te overzien en bovendien hielden we wel van een beetje risico. 

  1. Geef ieder een eigen bakje voor chips

Tuurlijk, dat we daar zelf niet op gekomen waren! Okee, we hadden geen chips in huis want de pinda’s waren in de aanbieding, maar wij denken creatief en al stond het er niet bij, we bedachten dat deze regel in principe ook toepasbaar zou zijn op diverse soorten nootjes.  Allemaal graaien in hetzelfde bakje is natuurlijk vragen om problemen: dan kon je opa net zo goed meteen afvoeren naar de overvolle IC. Nee, wij wisten wel beter. De oude man zou zomaar kunnen stikken in een pinda. Veiligheid voor alles, dus we gaven hem zijn eigen bakje en prakten voor de zekerheid zijn pinda’s fijn. 

  1. Stel een tribune op met 1,5 meter tussen de zitplaatsen. 

Heel goed. Nou is ons appartementje niet zo heel  breed, zodat we eerst de grote servieskast moesten leegruimen en naar de keuken moesten verslepen. Die was zwaar, maar onder het zware gehijg en gepuf van 4 buurtgenoten lukte dat uiteindelijk toch. En zo zaten we even later in onze eigen VIP lounge: ons kon niks gebeuren! 

  1. Bij een doelpunt kun je springen en dansen op je plek, zonder te schreeuwen. Gebruik zonodig een ratel voor het gewenste geluid.

Dat leek ons een strak plan. Toen het eerste doelpunt viel, sprongen we allen zwijgzaam op, waarbij opa het geluidloosheidsgebod vergat en luidkeels juichend niet alleen zijn mondkapje verloor, maar ook zijn gebit en daarbij een fontein van geprakte pinda’s over ons heen sproeide. 

Ik had echter een ander overheidsadvies gelezen (‘Hoe om te gaan met een hardhorende opa’) en gaf hem een notitieblok met een pen, zodat hij bij het volgende doelpunt  ‘HOERA!’ kon schrijven en daarmee stilzwijgend kon zwaaien met als bijkomend voordeel dat hij dan ook zijn pindaprak binnen zou kunnen houden. 

Het tweede doelpunt kwam al snel en opa begon enthousiast te schrijven. Helaas deed de pen het niet. In paniek rende ik naar de studeerkamer, ontsmette snel de deurklink en pakte een andere pen. De anderen stonden ondertussen luid te ratelen en te stampvoeten, waarbij opa, die al langere tijd wat wankel op de benen stond en tot onze irritatie vaak zijn oefeningen vergat, mee wilde doen maar daarbij uitgleed over zijn zojuist verloren mondkapje en jammerlijk zijn linker heup brak.

Door alle lawaai waren inmiddels de buren naar buiten komen rennen om te zien  wat er in godsnaam aan de hand was. Geïrriteerd over zoveel herrie hadden ze nog maar net de kliklijn gebeld toen ze zelf door een toevallig passerende BOA werden aangehouden wegens overtreding van de avondklok. Door de aldus ontstane vechtpartij, het opstootje en de brandstichting voor ons huis misten wij helaas de overige 17 goals van Grijswit, waaronder de acht schoten in eigen doel van de linksback en raakten wij bovendien het overzicht over de pindabakjes kwijt, waarvan er tot overmaat van ramp een onder opa terecht gekomen was zodat we er slechts met de grootste moeite bij konden. Wat erg jammer was, want ze waren lekker gekruid. 

Even later belde de politie aan, want 3 mensen op de tribune en ook nog een kermend op de grond was natuurlijk een flinke overtreding van de Coronawet. Schuldbewust legden we allen wat geld op tafel voor de boete. 

Als daad van verzet stak ik er op een onbewaakt moment stiekem een niet-ontsmet tientje tussen. Dat zou ze leren. 

Blogdo©

Het sprookje van de dokter en de koning – deel 2

Enige tijd geleden schreef ik deel 1 van het Sprookje van de dokter en de koning. Recent ben ik tot de ontdekking gekomen dat dit slechts het eerste deel was, want het verhaal blijkt verder te gaan. Niet is dan logischer dan een 2e deel, al spreek ik de oprechte hoop uit dat er geen derde nodig zal zijn.

Wat vooraf ging leest u in deel 1: Als een geheimzinnige ziekte het land in zijn greep heeft, probeert de koning met angst, dwang en een snack de dokter zover te krijgen dat hij zich laat gebruiken voor een snood controleplan. Hoe is het die twee echter nadien vergaan? Heeft de koning zijn macht kunnen uitbreiden? Heeft de dokter zijn rug recht kunnen houden? Dit alles en meer leest u hieronder in het vervolg van het sprookje. 

Na het vertrek van de dokter liet de koning opgelucht zijn gouden karaf bijvullen. De Raadgever zat naast hem. “Daar zijn we mooi vanaf, majesteit!” De Raadgever wist precies wat de koning horen wilde. ”Dokters…”, schamperde de vorst. “Praat me er niet van! Sommigen blijven me aan mijn kop zeuren over moraal en het belang van hun patienten”. “Allemaal flauwekul natuurlijk”, vervolgde hij snel, want hij was liefst zelf aan het woord. “Ze moeten gewoon doen wat ik zeg. Gelukkig stellen de meesten geen lastige vragen. Maar je hebt er een stelletje bij….” Hij kneep zijn lippen tot een smal spleetje en schudde meewarig zijn hoofd. Zijn kroon, rond met uitsteeksels, wankelde. Ze zat de laatste tijd wat minder stevig dan de bedoeling was. 

“Kunnen we niet gewoon zorgen dat die eigenwijze dokters niks meer kunnen zeggen en geen adviezen meer mogen geven?”, opperde de Raadgever (de koning naar de mond praten is altijd goed voor je carrière, zo was al vaak gebleken). De koning was aangenaam verrast. “Dat is geen slecht idee!”, antwoordde hij opgewekt. “Hier, neem nog wat wijn!”. Hij had de goede gewoonte om gul te zijn als mensen zeiden wat hij wilde horen. Onderdanen met andere meningen kon je altijd maar het best de mond snoeren, maar wie gehoorzaamde en geen vragen stelde kon rekenen op een goed glas wijn, een mooie baan aan het hof en nog heel veel meer. De Raadgever liet zijn kroes nog eens vullen. Eigenlijk moest hij aan het werk in de slagerij, want hij had moeite om te voldoen aan de enorme vraag naar gehaktballen. Maar ach, de wijn aan het hof smaakte naar meer. De levering van die gehaktballen kon best even wachten: het geld was binnen en uiteindelijk was dat uiteraard het enige wat telde. Ze proostten triomfantelijk op het succes van hun plannetjes en mijmerden over wat ze nog meer konden bedenken. Nu de angst heerste lag de macht immers voor het grijpen. “We moeten zorgen dat we ook de toekomst in onze greep houden”, mijmerde de koning. De Raadgever knikte, ijverig als altijd. “Ik heb een plan!” riep hij hees. Hij raakte opgewonden bij het vooruitzicht van promotie en verslikte zich haast in een gulzige teug. Met gedempte stem mompelde de Raadgever iets tegen de koning over jeugd, controle en kleine gehaktballetjes. Zijn stem had iets begerigs terwijl hij zijn snode plan ontvouwde. De koning hing aan zijn lippen, net als een druppel bloedrode wijn. 

Ondertussen was het best gezellig in de spreekkamer van de dokter. Hij had er de hele dag met de mensen gesproken. Het was dan ook echt een práátkamer: warme verlichting en lekker zittende stoelen gaven de mensen een gevoel van veiligheid en vertrouwen. Het was misschien wel juist daarom dat hij een dag later zo schrok.

Het was vrijdag, de dag dat de koning zijn wekelijkse bericht aan het volk presenteerde. Op het plein klonk klaroengeschal: de koninklijke heraut zou aanstonds een belangrijke boodschap aankondigen. Naast hem stond de nar: een dommige maar trouwe dienaar met kekke sokken en ogen zo groot als gehaktballen. De nar had de taak om dingen aan de mensen uit te leggen die niet uit te leggen waren. Dat werkte prima, want de nar had zelf eigenlijk ook geen flauw benul van waar het over ging. Voor de koning was hij niet meer dan een nuttige sukkel, want je kon hem werkelijk álles laten zeggen. 

De stem van de heraut baste over het plein. “Natuurlijk is bijna iedereen zo verstandig geweest om een bal te nemen”, loog hij. “En natuurlijk helpen ze geweldig, precies zoals we beloofd hadden”. Hij had geen idee of dit klopte, maar dit was nu eenmaal zijn tekst. “Maar toch…” vervolgde hij, “…echt veilig ben je natuurlijk niet voor die vlekjes, ook niet met een gehaktbal achter je kiezen.” De dokter probeerde vergeefs om het verhaal te begrijpen. “Daarom heeft Uw koning in zijn grote wijsheid een nieuw decreet uitgevaardigd”, vervolgde de heraut. “Vanaf nu maken we ook kleine soepballetjes voor de kinderen. Wees gerust, iedereen komt aan de beurt, maar de meest behoeftigen eerst. De dokters zullen de gelukkigen aanwijzen”.

De dokter stond als aan de grond genageld. De kinderen! Zijn hart sloeg over, zijn keel snoerde dicht en als een donderslag was de buikpijn terug. Nou wist hij wel dat de berichten namens de koning vaak niet klopten, maar in dit geval was de boodschap wel erg onheilspellend. Langzaam drong het tot hem door: de gehaktballen, eerder bij koninklijk decreet uitgeroepen tot de Enige Oplossing voor de rode vlekjes, zouden nu ook in een kinderversie worden uitgebracht. Hij wist wat dit betekende. Of eigenlijk….hij wist het helemaal niet.

Nu was het de beurt aan de nar om de mensen te overtuigen dat de koning wederom de juiste beslissing had genomen. Dat bleek nog niet zo mee te vallen. De nar aarzelde even, want inmiddels begreep hij er zelf ook geen jota meer van. Maar, zo had de koning hem gerustgesteld: dat was ook helemaal niet nodig. Hij moest gewoon precies doen wat hem gezegd werd en zou daarvoor rijkelijk beloond worden. Per slot was dat waar het allemaal om draaide. Hij ging verder. “Er zijn namelijk ook andere soorten vlekjes. Naast de ronde zijn er nu ook ovale vlekjes, en zelfs vlekjes met de vorm van een letter!” Hij liet even een stilte vallen zodat de ernst hiervan goed tot de mensen kon doordringen, want angstige mensen gehoorzamen het best. Toch klonk er dit keer wat meer geroezemoes dan anders. Kregen de mensen iets in de gaten? Dat was natuurlijk niet de bedoeling. 

“We hebben het aan de slager gevraagd, en die heeft ons verzekerd dat de balletjes supergezond zijn”, probeerde de nar. De dokter was wat in verwarring. Nieuwe soorten vlekjes? Letters? Hij had er wel eens van gehoord, maar zag ze eigenlijk zelden, want de mensen waren daar niet ziek van. En hij had altijd geleerd dat het daar nou juist om ging. Maar hoe zat het dan met die soepballetjes? Waren die balletjes wel goed voor die kleintjes? Goed, de slager had kennelijk gezegd dat het een soort toverballetjes waren. De dokter wist ook niet precies waar die kennis op gebaseerd was. Maar als je er niet teveel over nadacht, klonk het best geruststellend, dus dat was gemakkelijk.

De nar orakelde verder. “Zo’n bal is uiteraard geheel vrijwillig. Maar als je géén bal neemt, zou het wel eens slecht met je kunnen aflopen”. De dokter hoorde met stijgende verbazing aan hoe uit- en opsluiting, muilkorven en de schandpaal slechts enkele van de dreigingen waren die je boven het hoofd hingen als je de adviezen van de koning naast je neerlegde. Ouders van kinderen die niet van soepballetjes hielden, ouders die zo dom waren om eerst het recept te willen zien of gewoon zuinig waren op de gezondheid van hun kinderen zouden zwaar gestraft worden. Hun kinderen zouden tweederangs kinderen worden en mochten niet meer mee spelen. Vergeefs probeerde de dokter om de logica te vatten. Iets dergelijks had hij ooit wel eens eerder gehoord -hij wist niet precies waar en wanneer – maar hij meende zich te herinneren dat dat toen slecht was afgelopen.

Hij schudde de gedachte van zich af, want niet alle gedachten waren geoorloofd, en toog huiswaarts. Bezorgd overpeinsde hij alles wat hij gehoord had. Hij kon zich niet voorstellen dat ouders hun kind zomaar een nieuw soort soepballetje zouden laten slikken zonder te weten of dat wel goed was. En al was de koning nóg zo machtig en waren sommige mensen nóg zo goedgelovig: de dokter wist zeker dat de ouders hun kinderen altijd zouden beschermen. Zelfs tegen de koning, die werkelijk alles op alles zette om hen over te halen, ook al kostte dat wat kindergeluk. Maar toch…. helemaal gerust was hij er niet op. Eenmaal thuis kroop hij met een glas warm bessensap en een wollen slaapmuts onder de wol, want hij had er buikpijn van gekregen en rillingen. 

De hele nacht spookte het door zijn hoofd. Hij vond het aan zijn patiënten geven van gehaktballen al best lastig, maar onbekende balletjes geven aankínderen ging hem wel erg ver. Want om eerlijk te zijn: hij wist niet precies wat hij dan eigenlijk uitdeelde. Volgens de slager waren de balletjes van topkwaliteit. De nar had die woorden gekopieerd. Maar iets zat hem niet lekker. Was de slager wel te vertrouwen? Iedereen wist dat die best een flink strafblad had, al werd daar zelden over gesproken. En waarom deed de koning zo geheimzinnig over het recept? Waarom moeten kinderen nu ineens soepballetjes gaan eten? Die kregen toch bijna nooit vlekjes? Wie werd er dan eigenlijk wél beter van?

De dokter voelde zich eenzaam, want hoewel hij wist dat sommige van zijn mededokters zijn zorgen deelden, durfden weinigen dat hardop te zeggen: voor je het wist werd je voor gek versleten. De dokter vreesde dat de slagerij steeds weer nieuwe soorten soepballetjes zou gaan bedenken en de koning dan aan de nar zou opdragen om die aan te prijzen. Hoe meer hij nadacht, hoe meer zijn buik protesteerde. Ondertussen had de buikpijn zich zelfs naar zijn hart verplaatst, en hij voelde dat dit precies het soort hartpijn was dat alleen behandeld kon worden door het Goede te doen. Dat was dus zijn enige keuze: dan maar voor gek verklaard. Dus sprong de dokter vastberaden uit zijn bedstee, nam een stuk papier, doopte zijn pen in de karmozijnrode inkt en begon aan een brief.  

“Beste mededokters en lieve ouders…”, zo begon hij. Hij vond het eng, dacht aan zijn hart, maar ook aan de kinderen – en voelde dat alles klopte. Daarom schreef hij verder. “Ik begrijp best dat het lastig is, en eng: dat vind ik ook. Maar nu….” Er zat iets in zijn keel. Het smaakte naar angst. Hij pauzeerde even, slikte het weg en keek door het raam. Buiten was het vrij donker. Maar aan de hemel zag hij her en der sterren glinsteren als bemoedigende knipoogjes van onder een duistere deken. 

Hij vervolgde zijn brief. “….maar nu moet ik jullie toch echt even iets vertellen. Want voor de kinderen moeten wij allen….”. Een brok boosheid bleef in zijn keel hangen; ditmaal kostte het wat meer moeite om die weg te slikken. 

Even later werd het pantser van de nacht doorpriemd door de eerste dappere zonnestralen. Ze vielen op zijn pen en plots vormde die vurig woorden, zinnen, aanmoedigingen, verhalen – alle kwamen ze diep van binnen, en ze vulden de ochtendstilte met golven van warmte en wijsheid. Het was nog vroeg. Of beter: het was niet te laat. Zijn pen kraste. 

Her en der ontwaakten de mensen. Toen hij opnieuw naar buiten keek, zag hij dat steeds meer lichten ontstoken werden. Iemand zwaaide bemoedigend. Langzaam maar zeker droop het duister af.  

Blogdo©

Terugreis naar de toekomst

Over enkele dagen neem ik afscheid van dit prachtige land met deze prachtige mensen. Hen zal ik missen, maar niet de beklemmende sfeer die in zo korte tijd als een donkere nevel over dit land is neergedaald. Zal die me achterna reizen? Is dit onze toekomst?

Op het moment dat ik dit blog schrijf kijk ik met enige weemoed uit over de prachtige tuin. Achter mij fluisteren grote palmen- en bananenbladeren elkaar een onverstaanbare boodschap toe terwijl zij windwiegend naar elkaar reiken als de verlangende vingers van twee geliefden. Een kwartet kikkers kwaakt zich de kelen schor, duizenden krekels trachten vergeefs hen te overstemmen. Deze warme avond zal een van de laatste in zijn in dit paradijselijke oord. Want het liep anders dan gedacht.

Het is najaar 2008 als zich tijdens een reis door Turkije een mogelijkheid voordoet om voor een zacht prijsje een kleine citrusboomgaard te kopen. We wagen de gok, en in het jaar daarna ontwerpen en bouwen we samen met een lokale aannemer een huis met als doel een mooie plek te creëren voor kinderen, familie en vrienden. De lucht was zwanger van hoop: Turkije zou bij Europa gaan komen, volkeren zouden verbroederen.

In 13 jaar werd de plek mooier en mooier. Hier hebben we samen gelachen, samen gepraat, samen gedronken en gezongen. Hier hebben we leren begrijpen dat het bijbelse paradijs ergens in deze regionen moet hebben gelegen. Het zou me dan ook niks verbazen als Adam’s ongelukkige zondeval in onze tuin heeft plaatsgevonden.

Toen kwam de verandering. De politieke signatuur in Turkije nam een grimmige wending, de president ontpopte zich tot een lichtgeraakte, zelfgenoegzame en machtsbeluste autocraat van het soort dat critici ontslaat en meningsverschillen beslecht door opponenten in de nor te smijten. Ongekende ideologische zuiveringen waren het lot van het geteisterde Turkse volk.

Uiteindelijk kon dit niet zonder gevolgen blijven en besloten we dat het tijd werd om afscheid te nemen. Op dit moment glijden op deze plek de mooie herinneringen nog eenmaal tastbaar voorbij alvorens we definitief ons paradijs verlaten.

Onze laatste reis hierheen heeft iets paradoxaals. Terwijl zij ons terug brengt in de tijd, terug naar al die mooie oude herinneringen, voelt het enigszins onverwacht ook als een reis naar de toekomst. Want wat we hier meemaken is precies datgene waar we bang voor zijn, het zijn precies die ontwikkelingen die ons naar ik vrees te wachten staan. Hier zijn ze al realiteit en krijgen we een voorproefje van hoe onze toekomst er uit kan gaan zien als we blijven zeggen dat het wel mee zal vallen en verder niets doen.

Een vriend haalt ons in de late avond van het vliegveld. Het gezicht van de altijd zo goedlachse en praatgrage man gaat dit keer schuil achter een lap stof. De energie is er uit; hij is letterlijk en figuurlijk onherkenbaar. Het zal symbolisch blijken.
In de dagen erna bezoeken we voor de laatste keer wat plaatsen waar onze herinneringen liggen, we bezoeken vrienden en genieten van het prachtige landschap. Maandenlang kende het land een beleid van lockdowns in de weekends, een van de meest zinloze maatregelen die ooit genomen zijn: het is alsof je de brandweer tijdens het blussen dagelijks een paar keer enkele uren vrijaf geeft. Hier zie en voel ik wat de maatregelen met het land en de mensen gedaan hebben. Dit land, dat voor ons symbool stond voor rust en en ontspanning maar ook voor vrijheid, dit land waarin afspraken relatief en regels van elastiek waren, waar iedereen wel een winkeltje annex restaurantje annex taxibedrijfje annex kapperszaakje had of anders toch op zijn minst een neef die elke denkbare dienst kon leveren. Al die kleine zaakjes zijn dicht, de eigenaren zitten treurig aan de straat, beroofd van hun inkomsten, berooid en perspectiefloos, bang voor de politie die alomtegenwoordig is en boetes uitdeelt aan wie het maar waagt om een van de vele onnavolgbare en

onbegrijpelijke regels te overtreden. Dit land, dit dorp, is even zinloos als genadeloos van zijn ziel ontdaan.

Buiten heeft iedereen een mondkapje op. Het lijkt erop dat de regering de COVID problematiek heeft aangegrepen om haar staande beleid van monden snoeren nu ook tastbaar vorm te kunnen geven. Vele van die kapjes zijn smoezelige, verkreukelde of zelfs gescheurde lapjes en daarmee niets minder -maar vooral niets meer- dan een van overheidswege verplicht gestelde infectiebron. Wie het waagt om zich ongemuilkorfd op straat te vertonen of zijn mondkapje in de hitte zelfs maar even af te zetten riskeert een boete ter hoogte van meer dan een gemiddeld weeksalaris. Tegelijkertijd is het hier volstrekt normaal dat alle scooter- en motorrijders zonder helm rondrijden. Er is geen politieagent die daar op let. Het is overduidelijk: dit beleid heeft natuurlijk niets met veiligheid te maken, maar alles met controledwang en het afdwingen van gehoorzaamheid door het in stand houden van irrationele angst. Als we het dorp uitrijden over een uitgestrekte verlaten landweg zien we een oude boer op een gammele tractor op het veld rijden. Met geen sterveling in de buurt en zijn mondkapje op is hij het vleesgeworden symbool van de totale absurditeit. Arme mensen: uit pure angst voor straf worden zij gedwongen tot blinde gehoorzaamheid aan zinloze maatregelen. Van een arme boer op het Turkse platteland kan ik het nog enigszins begrijpen – maar in Nederland doen velen precies hetzelfde.

Hoe onontkoombaar die maatregelen hier inmiddels al zijn zal ik al snel merken, want als ik even wat zaken moet regelen bij mijn bank wordt me resoluut de toegang geweigerd: eerst moet ik een zogenoemde HES-code aanvragen. Dat gaat heel eenvoudig, legt de bewapende beambte bij de ingang me geruststellend uit. Gewoon even via je telefoon wat gegevens invullen en hop!, je hebt een code. ‘No problem’, klinkt het hier het gebruikelijke mantra. Ik bedenk dat dit mantra inmiddels tot haar tegendeel is verworden, want werkelijk alles is inmiddels een probleem. Dat blijkt ook hier het geval, want na het invullen van alle denkbare gegevens, tot aan de namen van mijn ouders en mijn paspoortnummer toe, krijg ik de melding dat de registratie niet lukt omdat ik eerst mijn telefoon bij de Turkse autoriteiten moet laten registreren. De telefoon van de buurman brengt uitkomst en zo kan ik in elk geval de bank in.

De code blijkt inmiddels een eerste levensbehoefte om aan het leven in Turkije te kunnen deelnemen. Het relaas van mijn buurman vervult me met nog meer bezorgdheid.

‘Ik ben bang’, bekent hij.
‘Voor het virus?’ vraag ik. ‘Nee, voor de politie, voor alle regels, ik kan het niet meer volgen, maar als ik een boete krijg kan ik die niet betalen’.
Hij vertelt hoe zijn inkomsten geheel zijn weggevallen; een financieel vangnet is er niet. Hoe de school van zijn kinderen al bijna een jaar dicht is. Er is online onderwijs, maar dat is van slechte kwaliteit en een computer of laptop kan hij niet betalen. De kinderen volgen wat lessen via een oud mobieltje, maar veel stelt het niet voor. .
Hij vertelt ons over het strenge controlebeleid: overal langs de wegen staan politieposten die automobilisten aanhouden. Voor Turken is autorijden momenteel al verboden zonder speciale vooraf aangevraagde toestemming van de politie. Toeristen zijn van deze regel uitgezonderd, want tussen regel en praktijk staan lires in de weg en buitenlandse deviezen. Als je in de auto je mondkapje niet op had, dan hang je meteen al bij de controle. Vervolgens wordt de HES-code via een app gecheckt en daarmee wordt ter plekke en passant je doopceel gelicht. Je mag alleen verder als die check aantoont dat je gevaccineerd of recent

negatief getest bent en er verder geen andere zaken op je aan te merken zijn. Dat laatste uiteraard geheel ter beoordeling aan de autoriteiten – en met de lange tenen van deze regering geeft dat weinig reden tot hoop.

Eenmaal weer terug in mijn tuin, waar de wind is gaan liggen en waar palm en banaan hun toenaderingspogingen dus ook maar even gestaakt hebben, voel ik me een stuk minder onbezwaard dan normaal op deze plek. Na wat ik gezien, gehoord en gevoeld heb, word ik bevangen door een beklemmend gevoel. Over enkele dagen neem ik afscheid van dit prachtige land met deze prachtige mensen. Hen zal ik missen, maar niet de beklemmende sfeer die in zo korte tijd als een donkere nevel over dit land is neergedaald. Zal die me achterna reizen? Is dit onze toekomst?

Wellicht is het nu nog mogelijk om vijfenzeventig jaar vrijheid ook voor onze kinderen te prolongeren. Maar dan zullen we toch echt massaal moeten gaan beseffen wat er aan het gebeuren is en massaal moeten opstaan. Want we realiseren ons echt onvoldoende dat de macht ligt bij het protest van de massa.

Ik kan alleen maar hopen dat mijn reis naar huis niet een terugreis gaat worden naar de toekomst die ik hier in de bek heb gekeken.

Blogdo©

Waarom wij wappies nodig hebben

Inmiddels zijn we ruim een jaar lang verzand in een corona-gedomineerde samenleving. Aanvankelijk was er grote eensgezindheid,  zoals vaak in een situatie die als crisis wordt beleefd, want de perceptie van een gezamenlijke vijand creëert saamhorigheid. Dit alles werd nog eens versterkt door psychologisch slim gekozen oorlogsretoriek.

Inmiddels krijgt die laatste vergelijking, nota bene geïnitieerd door onze politici, her en der een wat wrange en verontrustende bijsmaak. Maatregelen als een avondklok en buitensporig gewelddadig politieoptreden dat zelfs binnen die organisatie tot onrust en opstand leidt, zelfcensuur van de media, gedraai en gekonkel van politici en zelfs het door hen ridiculiseren van mensen die het wagen om kritische vragen te stellen laten zien dat de crisis inmiddels veel fundamenteler is en veel meer om het lijf heeft dan een rondwarend virus. Vaak beperkt de discussie zich tot getallen, grafieken en R waardes, maar daarmee gaan we volledig voorbij aan enkele zeer zorgwekkende ontwikkelingen die achter het cijfermatige rookgordijn plaatsvinden. De corona problematiek wordt gebruikt als excuus voor het doorvoeren van maatregelen waarmee onze vrijheid, democratie, zelfbeschikking en privacy onderuit worden gehaald op een schaal en in een tempo dat inderdaad in vredestijd ongekend is. Velen hebben dit niet in de gaten, of wensen hiervoor de ogen te sluiten. Dat is niet onbegrijpelijk, want daarmee plaatst men zich buiten de groep en dat vergt moed; het is bovendien een onaangename vaststelling die veel zekerheden onderuit haalt en een onveilig gevoel geeft. Maar als het genegeerd wordt, zal de onveiligheid nog vele malen groter worden. 

Een van de meest verontrustende stappen hierbij is het institutionaliseren van uitsluiting. De plannen voor een vaccinatiepaspoort, een maatregel die verkocht wordt als zijnde van belang voor de volksgezondheid, is de opmaat voor discriminatie van mensen die om welke reden dan ook niet gevaccineerd willen of kunnen worden. 

Bij de huidige stand van kennis zou het beleid gericht moeten zijn op het vaccineren van mensen met een medische indicatie en van hen die dat vaccin zelf wensen. Toch komt het huidige beleid er eenvoudigweg op neer dat mensen indirect verplicht worden om stoffen in hun lichaam te laten spuiten waarvan nog heel veel onbekend is, stoffen die voorwaardelijk en voorlopig zijn toegestaan en waarvan het onderzoek nog volop in gang is. Mogelijk zijn het op termijn veilige vaccins – maar voor die vaststelling is echt meer tijd en onderzoek nodig. Het verleden geeft ons vele voorbeelden van vaccins, medicijnen en technologische innovaties die aanvankelijk goed en veilig leken, maar dat na verloop van tijd toch niet bleken te zijn. Zeker sinds uit zeer grootschalig onderzoek bleek dat  mensen zonder klachten nagenoeg geen besmettingsgevaar vormen, is het verplichten van een dergelijke invasieve ingreep ethisch niet te verantwoorden. 

Toch is dat wat er gebeurt. Dat er formeel geen sprake is van een verplichting is niets anders dan een retorisch trucje, een hedendaagse vorm van Newspeak, want zonder paspoort worden mensen feitelijk uitgesloten van normale deelname aan de maatschappij. Velen nemen het vaccin dan ook niet om medische redenen maar om weer naar een terras, restaurant of festival te kunnen. Hierbij realiseert men zich maar al te vaak niet dat  men aldus meewerkt aan het opvoeren van de druk op anderen. In een poging om sociale uitsluiting te voorkomen zwemt men aldus in de fuik. Hierdoor sluit het net zich ook om anderen en komt de dwang waaraan men wilde ontkomen juist dichterbij. Als de groep die niet het gewenste gedrag vertoont maar klein genoeg wordt, kan de overheid die mensen uiteindelijk gaan uitsluiten. Het vaccinatiepaspoort is de letterlijke legitimatie van een beleid van uitsluiting. En uitsluiting is iets waartegen ik mij mijn hele leven heb verzet. Mensen zijn sociale wezens en inclusiviteit is een fundamentele behoefte en daarmee wat mij betreft een recht voor iedereen.  De apartheid komt terug, zij het nu in een schijnbaar wat nettere verpakking: nog even en de gehate bordjes in winkels, restaurants en openbaar vervoer zijn terug van weggeweest.

Het gaat hier om enkele te onderscheiden zaken. Aan de ene kant is er de vaccinatie op zichzelf. Het gaat om een ziekte met een sterftepercentage dat net iets hoger is dan dat een van flinke influenza. Iedere vermijdbare dode is er een te veel, daarover geen misverstand, maar als we zien dat het overgrote deel van de sterfte plaatsvindt in een groep met een korte levensverwachting, dan is het onontkoombaar om te kijken naar de balans tussen voor- en nadelen, want die laatste komen vooral terecht bij jonge gezonde mensen die nog vele jaren voor zich hebben. Voor de enorme gevolgen die de maatregelen voor hen hebben en nog tot in lengte van jaren zullen doorwerken, is geen grafiek of R-getal beschikbaar. 

Aan de andere kant is er de vrijheid die mensen hebben om zich niet bloot te stellen aan onbekende stoffen die in hun lichaam worden ingebracht. Wij artsen stimuleren (vaak overigens te weinig) een gezonde leefstijl. Hieronder vallen onder andere gezond eten, niet roken en zorgen dat je niet te veel zout, suikers en andere ongezonde stoffen binnenkrijgt. Wat is dan logischer dan dat mensen consequent zijn en kritisch zijn over het onomkeerbaar laten inbrengen van een chemische stof die nog maar kort getest is en waarbij nu al meermalen vraagtekens zijn gerezen? Ik moet zeggen dat ik de vraagtekens die mensen daarbij stellen volstrekt invoelbaar en begrijpelijk vind, net zoals ik kan begrijpen dat sommigen zich zo ongerust maken over het virus dat zij juist wel kiezen voor vaccinatie en mogelijke nadelen voor lief nemen. Daar kun je van alles van vinden, maar voor beide standpunten is alle begrip op te brengen. 

Waar ik aanzienlijk minder begrip voor heb, is de polarisatie en het veroordelen van mensen met een kritische houding. Als je vindt dat mensen verantwoordelijkheid kunnen en willen dragen voor hun eigen gezondheid – en dat is volgens mij tot dusver altijd het breed gedragen uitgangspunt van onze maatschappij geweest- dan volgt daaruit dat je hen ook een daadwerkelijke keuze moet geven, ook als dat wellicht niet jouw eigen keuze zou zijn geweest. Zoiets heet respect. En het is juist dat laatste wat ik steeds meer mis in de discussie. Mensen met andere visies of kritische vragen worden in veel gevallen genegeerd, gemarginaliseerd, uitgesloten of geridiculiseerd. Het vaccinatiepaspoort is de letterlijke legitimatie van een beleid van uitsluiting, iets waartegen ik mij mijn hele leven heb verzet. Mensen zijn sociale wezens en inclusiviteit is een fundamentele behoefte en daarmee wat mij betreft een recht voor iedereen. 

Onze minister voor (of was hij nou tegen?) Volksgezondheid heeft met zoveel woorden duidelijk gemaakt geen enkel begrip te hebben voor afwijkende meningen en ging zelfs zover dat hij een volksvertegenwoordiger die het waagde om kritische vragen te blijven stellen, voor ‘wappie’ uitmaakte. Hiermee diskwalificeerde hij zich, overigens niet voor het eerst, op overtuigende wijze voor zijn functie. Zijn actie kwam neer op niets minder dan het ridiculiseren van een groot deel van de bevolking op basis van hun oprechte en invoelbare bezorgdheid. 

Dat is wat mensen in de praktijk ook ervaren. Sinds ik mij kritisch heb uitgelaten over de maatregelen die rond corona genomen zijn ben ik overspoeld door mensen die zich zelfs niet meer veilig voelen bij het alleen nog maar stellen van vrágen aan hun arts. Zij voelen zich niet gehoord, niet serieus genomen en merken dat de arts zich vaak maar matig heeft geïnformeerd en in veel gevallen niet veel meer doet dan het navertellen van het standaard verhaal dat de overheid heeft verstrekt. Terwijl wij juist veel meer waardering zouden moeten hebben voor mensen die zelf zijn blijven nadenken en de rationaliteit van alles wat er gebeurt blijven bevragen, want zij bewandelen bepaald niet de weg van de minste weerstand. 

Het is een effectieve debattruc: mensen met zorgen of vragen, mensen die niet klakkeloos het standaard verhaal wensen te slikken, kun je gemakkelijk wegzetten als wappie,  complotdenker, virusontkenner of egoïst. Argumenten heb je niet nodig: laat een van deze termen vallen en je hebt de discussie een perfecte doodsteek gegeven. Wat een wappie nou eigenlijk is en aan welke vereisten je moet voldoen om voor dat predikaat in aanmerking te komen weet eigenlijk niemand, maar dat hoef je niet te definiëren of toe te lichten. Het lijkt er zelfs op dat zo´n woord juíst een stuk handiger in het gebruik is als niemand weet wat het precies betekent, want dan kun je de term namelijk altijd gebruiken als het zo uitkomt. Daarom doe ik toch een poging tot definiëren: 

Onder de term ‘wappie’ wordt verstaan iemand die inzake COVID-19 een andere mening heeft dan degene die de term gebruikt. Het predikaat ‘wappie’ is vrijelijk inzetbaar op het moment dat de gebruiker van dit woord niet in staat noch voornemens  is om een normaal debat te voeren en kan dan worden gebruikt om over de rug van de ander de eigen onmacht te maskeren. 

Voor mensen met kritische vragen en oprechte zorgen over vaccinatie en de huidige maatregelen rondom corona heb ik alle begrip. Vaak gaat het hier om mensen die kritisch, eigenzinnig of origineel denken. Om mensen die niet altijd de gemakkelijkste wegen bewandelen maar eigen ideeën hebben, die authentiek zijn en zich niet bang hebben laten maken. Zeker, het volgen van de hoofdstroom is aanzienlijk gemakkelijker, maar de maatschappij heeft daarnaast altijd  behoefte aan en profijt van originele denkers gehad. Was het Einstein niet, die het ons al voorhield?  “If you continue to think like you’ve always thought, you’ll continue to get what you’ve always got”. Nieuwe ontwikkelingen en vooruitgang ontstaat nu eenmaal vooral dankzij mensen met dwarse en onorthodoxe ideeën en het lef om daarvoor uit te komen. 

Mensen die anders of origineel denken, of je ze nu wappies noemt of zelfdenkers, we zullen  ze hard nodig blijven hebben. Wat mij betreft blijven deze mensen  boeiend en meer dan welkom in mijn praktijk en op mijn spreekuur. Ik zal met hen het gesprek aangaan gebaseerd op mijn beste kennis en ervaring, en met name door dat laatste zal ik nooit uit het oog verliezen dat mensen zelf hun keuzes willen maken waarbij ook andere dan puur wetenschappelijke argumenten mogen meewegen. Patienten zijn geen proefpersonen, maar vóór alles zijn zij unieke medemensen met niet alleen een eigen medische voorgeschiedenis, maar ook en vooral hun unieke levensgeschiedenis,  gevoelens, emoties, relaties, waarden en prioriteiten. Het meewegen van dat geheel maakt het grote verschil tussen geneeskunde en geneeskunst, het is wat ons vak zo mooi en dankbaar maakt. Het is die attitude waardoor een goed arts náást de patiënt staat en samen met de patiënt kijkt naar wat voor hem of haar de meest passende weg is om te gaan. Het afstraffen van een beslissing die de overheid onwelgevallig is door middel van het uitsluiting van deelname aan het maatschappelijk verkeer past daar in het geheel niet bij. Het framen van eigenzinnige denkers met nietszeggende woorden die vooral de eigen onmacht moeten maskeren past evenmin.  Wappies zijn dan ook hard nodig – en van harte welkom. 

Blogdo©

Meld je aan om niets te missen

Mijn blogs verschijnen voorlopig nog op Linked in maar worden steeds sneller verwijderd. Wil je op de hoogte blijven als er nieuwe blogs verschijnen en ze hier teruglezen? Meld je dan aan en ik zorg dat je een bericht krijgt.