Auteur: Jan Vingerhoets

Goede voornemens

Het is vandaag precies een week geleden. Ik ging net als elk jaar naar de plechtigheid van de dodenherdenking in ons dorp. Een klein gebaar van respect voor de gevallenen. De hoge opkomst was een aangename verrassing.  Enkele lokale politici hielden een toespraak in hun beste Engels, als beleefde geste naar de steevast aanwezige maar helaas  steeds schaarsere Canadese veteranen die ooit ons dorp mede bevrijdden. De plaatselijke harmonie blies trots een gepaste sfeer over de weilanden in de richting van een rij wilgen, keurig in het gelid als vormden zij een erehaag van knoestige veteranen. Kransen met eervolle en dankbare woorden voor de overleden helden werden plechtig gelegd. “Opdat wij niet vergeten”, luidde de tekst op een van de sjerpen bij een bloemenkrans. 

 Goede voornemens, bedacht ik me. Daarom sta ik hier. Maar: als je wegkijkt op het moment dat je ze moet waarmaken worden ze leeg, of -erger nog- cynisch jegens degenen die wij herdenken. Want hun strijd ging over onze vrijheid. En die laten we ons nooit meer afnemen. Toch?

Tegen de achtergrond van de mars van de harmonie dwaalden  mijn gedachten verder af. 

Vrijheid. Dit zou moeten gaan over leren van het verleden: waar ging het mis, waar keken we weg? Wie het verleden isoleert als een episode die klaar is, ingepakt en opgeborgen, zal opnieuw het gevaar niet zien. De omstandigheden zijn nu anders, maar de parallellen inmiddels meer dan duidelijk.  Het geleerde wordt niet toegepast. Als de situatie niet identiek is, ontbreekt bij velen de herkenning. Hoe alert zijn we als het weer mis gaat? 

Ik dacht aan de nieuwe wet WPG1, die met onstuimige vaart binnenkort door de Eerste Kamer moet worden  behandeld. De wet waarmee voor het eerst sinds de episode die we nu gedenken, onze meest fundamentele vrijheden en grondrechten letterlijk bij willekeur onderuit gehaald kunnen worden. Deskundigen roepen ongehoord hun kritiek. Nog even en er is een wet die het hart uit de democratie rukt en de weg vrijmaakt voor meer. Een flinke stap verder in een richting waarvan we hadden bezworen dat we hem nooit meer zouden gaan. Het overgrote deel van de Nederlanders, zelfs van degenen die hier oprecht menen te staan ‘opdat wij niet vergeten’, heeft totaal geen idee van wat zich op dit moment onder hun neus af aan het spelen is. Hoe vaak hoor ik niet van mensen die mij na staan dat zij het gewoon niet willen weten, niet willen horen. Want de realiteit die zich voltrekt is oncomfortabel en wegkijken voelt ook nu weer beter. ‘Niet vergeten’ blijkt voor velen een mooie spreuk, maar het naleven ervan is vaak te confronterend. 

Terwijl de ceremonie ten einde loopt, zwelt nog een laatste keer de muziek. De wind waaiert de slotakkoorden over het weiland naar de wilgen, fier en onverzettelijk, zwijgend wachtend in de zompige grond.

De lucht betrekt, wolken pakken samen, het avondlicht wordt er mooier van. Mensen lopen en fietsen huiswaarts door de brede dorpsstraat, onderweg groepjes oude veteranen groetend: een vredig, dorps tafereel uit een oude film. Veilig binnen voor de bui. Het leven herneemt zijn normale gang, we laten het verleden weer voor een jaar achter ons.

In gedachten verzonken wandel ik naar huis. Weinigen slaan acht op het naderend gerommel in de verte.

Blogdo©

1 https://www.advocatenblad.nl/2023/05/10/pandemiewet-ondermijnt-democratische-controle/

Shortcut to heaven

Negenenzestig jaar is ze, en ze is geestelijk helemaal op. Ik bezoek haar met enige regelmaat, want Desirée ziet voor zichzelf eigenlijk geen toekomst meer. Enkele maanden geleden heeft ze me gevraagd of ik haar wil helpen om uit het leven te stappen.

Dat leven is voor Desirée niet bepaald zachtzinnig geweest.  Haar moeder overleed toen ze nog maar 11 jaar oud was en haar vader kon de zorg voor het grote gezin niet aan. Hij was vaak dronken en agressief en menigmaal moest ze als kind haar fors beschonken vader uit de kroeg halen, wat ze als beschamend en vernederend ervoer. Haar relatie met haar eerste vriendje was dan ook meer gemotiveerd door het verlangen om te ontsnappen uit de onveiligheid dan door liefde. Al snel ontpopte haar man zich als een kopie van haar vader: hij bleek een agressieve alcoholist en mishandelde Desirée op alle denkbare manieren. 

Wederom vluchtte ze, nu door te solliciteren naar een baan in het onderwijs. Daar bleek ze het goed te doen en in de loop van de jaren klom zij uiteindelijk op tot directrice van een school. Even leek alles goed te gaan – totdat het noodlot toesloeg en alle opeengehoopte  trauma’s uiteindelijk hun tol eisten. 

Desirée stortte letterlijk ineen. Zomaar, schijnbaar zonder enige aanleiding. Er volgde een opname. Haar toestand was belabberd en een overplaatsing naar een psychiatrische kliniek bleek nodig. En daar zou zij uiteindelijk 27 jaar lang onafgebroken blijven.

Alle denkbare behandelingen werden op haar losgelaten. Gesprekken, pillen en vele elektroshocks konden haar niet meer helpen. Desirée was uitbehandeld, zoals dat in jargon heet. Zij kreeg een sociale huurwoning toegewezen en vervolgens moest deze tot op het bot getraumatiseerde, beschadigde en gehospitaliseerde vrouw,  reddeloos na tientallen jaren opname in een psychiatrische instelling, plots zichzelf zien te bedruipen. 

En nu zaten we samen hier. Desirée wilde niet meer, ze was de strijd moe. 

Ik voelde de innerlijke strijd in mij woeden. Enerzijds voelde ik mee met de uiterst verdrietige situatie van deze veelgeplaagde vrouw. Maar fysiek was ze fit, en haar vraag om haar een waardig sterven te bezorgen voelde alsof ze van mij de ultieme bevestiging vroeg van het feit dat zij niet meer de moeite waard was – en dat was wel de laatste boodschap die ik haar gunde.

“Ik durfde het je eerst niet te vragen”, vertrouwde ze me toe. 

“Waarom niet?”

“Omdat ik bang was dat ik na een euthanasie niet meer in de hemel zou komen”. Desirée was zeer gelovig. 

“En daar ben je nu niet meer bang voor?”

“Ik heb dat met de dominee besproken. God heeft mijn lijden gezien, zegt de dominee. En Hij heeft er begrip voor dat ik niet meer kan”. De dominee had kennelijk een kort lijntje met God, dacht ik bij mezelf. 

“Dat is een geruststelling, kan ik me zo voorstellen?” 

“Ja, zeker”.

“Ik zou me ook haast niet kunnen indenken  dat je na zoveel leed door God gestraft zou worden”, antwoord ik. “Maar – wat zou er voor jou nodig zijn om toch nog door te kunnen met het leven?”

Ze kan het zo niet bedenken. Haar besluit lijkt vast te staan, en het begrip dat God haar bij  monde van de dominee getoond heeft lijkt de laatste barrière te hebben weggenomen. Enerzijds ben ik er niet blij mee, want ik voel weerstand bij deze euthanasievraag. Anderzijds, zo bedenk ik: deze dominee heeft wel de menselijkheid verkozen boven het religieuze dogma en is kennelijk heel belangrijk voor Desirée. Ik besluit daarom tot een voorstel. “Zullen we de dominee de volgende keer uitnodigen om bij ons gesprek aanwezig te zijn?”. 

De dominee is een bescheiden vrouw met een vriendelijk gezicht. Alleen een eenvoudige ketting met een fors uitgevallen kruisbeeld verraadt haar functie. Ze is een generatie jonger dan Desirée. Ik voel meteen sympathie voor haar, want ze maakt een oprecht betrokken indruk.  Ze is meer menseljk dan religieus aanwezig,  hoopt dat Desirée uiteindelijk voor het leven zal kiezen maar belooft haar tot het allerlaatste moment bij te staan als dat toch niet haalbaar zou blijken. Ik realiseer me dat Desirée vermoedelijk voor het eerst in haar leven onvoorwaardelijk zichzelf mag zijn. 

In de loop van een aantal maanden hebben we regelmatig driegesprekken. Bij een afspraak in januari vertelt Desirée me dat ze iets voor zichzelf gekocht heeft. Ze kijkt me met een afwachtende blik aan: het is duidelijk dat ik moet doorvragen. “Nou ben ik toch benieuwd!”. 

Ze haalt een boekje te voorschijn en laat het me zien: het is een agenda voor het nieuwe jaar. Mijn hart maakt een sprongetje. “Wat goed! En wat betekent deze agenda voor jou?”, vraag ik hoopvol. 

Desirée vertelt met enige voorzichtigheid dat ze heel fijne gesprekken heeft gehad met de dominee en een paar keer bij haar thuis is uitgenodigd om met haar gezin mee te eten. Ze voelde zich welkom, een gevoel wat eigenlijk helemaal nieuw voor haar was. En het had haar doen twijfelen. Zou het toch nog een soort van toekomst voor haar weggelegd zijn? “Maar ik aarzel ook. Want als ik het nu toch nog eens een paar maanden probeer, heb ik dan mijn kans op een euthanasie in de toekomst verspeeld?” 

Ik verzeker haar dat dat niet het geval is en dat ze alle tijd krijgt om de ontluikende positieve gevoelens ruim baan te geven. We spreken af om dit te doen en na een half jaar te evalueren. In de tussentijd houdt Desirée intensief contact met de dominee. 

Als We volgens afspraak een half jaar later weer gedrieën in de huiskamer zitten, maakt ze de balans op. Het voelt als een cliffhanger in een surrealistisch verhaal. 

“Vertel jij het?, zegt ze vragend tegen de dominee. 

“Nee, dit moet je zelf zeggen”. 

En alsof ze met haar woorden een prachtig cadeau uitpakt, legt Desirée uit dat het afgelopen half jaar voor haar een openbaring van menselijkheid en liefde is geweest. Niet alleen de dominee zelf was er voor haar geweest, maar ook haar hele gezin, waar ze zich meer welkom had gevoeld dan ze ooit eerder had ervaren. En nu had ze het mooiste geschenk gekregen dat ze zich kon voorstellen. Ze knikte naar de dominee, die het woord overnam. 

“We hebben hier met het gezin heel lang en uitgebreid over gesproken. En we zijn het er met zijn allen over eens dat het zó fijn is met Desirée in ons midden dat we besloten hebben haar te adopteren als een volwaardig lid van ons gezin, onze moeder en grootmoeder. Hoe het leven ook verder gaat”.

“De dominee heeft mij het leven teruggegeven”, vult Desirée aan, “en daarom heb ik besloten dat mijn leven inderdaad verder mag gaan”. 

Ik weet niet wat ik hoor. Dit had ik niet zien aankomen. Verbazing, respect en verwondering vermengen zich tot diepe ontroering. In dit unieke moment ben ik getuige  van een van de mooiste daden van naastenliefde die ik ooit mocht aanschouwen. 

Desirée staat op en omhelst me. We praten nog lang na en als ik vertrek, pak ik de dominee vast en spreek ik mijn onuitsprekelijke respect voor haar uit. “Ik ben eigenlijk niet gelovig”, beken ik. “Maar als God bestaat, dan heb heb jij dat vandaag onomstotelijk laten zien”. 

In gedachten verzonken loop ik naar buiten.  En als ik mijn blik omhoog richt, realiseer ik me dankbaar dat ik vandaag een les voor het leven heb geleerd: de hemel is daar waar wij hem zelf maken. 

Blogdo©

Dit stuk verscheen eerder in de 6e editie van het magazine We are pioneers.

De kracht van dromen

Dit stuk verscheen eerder in de 5e editie van het magazine We are pioneers.

We schrijven 1986 als tijdens het allereerste college van mijn studie een dia wordt getoond met een symbolische verbeelding van Het Begin: een kosmisch plaatje met een impressie van de oerknal. Van daaruit werd onze kennis over het ontstaan van leven en het menselijk lichaam in de loop der jaren geleidelijk verder opgebouwd en uitgediept. Jaren later, als net afgestudeerde jonge klare, bekroop me het euforische gevoel dat ik eindelijk het gehele functioneren van de mens kon doorgronden. Helaas bleek de praktijk toch al snel wat weerbarstiger. Maar de allerbeste manier om te ontdekken dat ons lichaam een prachtig maar goeddeels onbegrepen mysterie is toch nog altijd: gewoon huisarts worden. 

Want het is bij uitstek in diens spreekkamer dat de huidige geneeskunde haar kwetsbaarheid toont, tevens haar mooiste en meest uitdagende kant. We hebben geleerd de uiterlijke verschijning van aandoeningen te herkennen, rubriceren en bestrijden, maar weten vaak geen raad met de lagen die daaronder liggen – en juist die zijn zo interessant. Om daarmee aan de slag te kunnen is bescheidenheid over je eigen rol als dokter vereist en openheid voor andere benaderingen. En vooral ook dingen als meer tijd voor het gesprek en ruimte om te dromen.

Zelf ben ik een dromer. Altijd al geweest. Op ouderavonden merkten leerkrachten vroeger steevast hoofdschuddend op: “Leuke jongen, die Jan, maar hij zit in de klas te vaak in zijn eigen gedachten verzonken”. Gelukkig hoefde deze onhebbelijkheid in die tijd nog niet meteen medicamenteus aangepakt te worden: was ik  enkele tientallen jaren later geboren, dat zou ik per direct aan de ritalin gezet zijn. Dat gebeurde gelukkig niet en zo kon het gebeuren dat ik tot op de dag van vandaag een dromer bleef. Tijdens vergaderingen met collega’s ben ik niet zelden na een minuut of tien de draad van de agenda kwijt en weef ik met een andere draad mijn eigen gedachtespinsels. Maar goed, ik dwaal weer eens af. 

Meer tijd voor het gesprek is geweldig. De zorg wordt er beter van en je raakt regelmatig in  heel interessante gesprekken verwikkeld. Zo sprak ik onlangs met een wijze dame op leeftijd met wie ik regelmatig over het leven filosofeer. Zij sprak over het zelfhelend vermogen van de eigen gedachten door het verhogen van trilling. Dat laatste hoor ik regelmatig, maar eigenlijk kon ik dat concept toch niet helemaal vatten. Kennelijk overschatte deze dame mijn intelligentie, want enkele dagen later bracht ze me een boek waarin dit fenomeen werd beschreven vanuit de kwantumfysica. Toe maar. 

Kwantumtheorie is even onbegrijpelijk als intrigerend, want ze doet ons concept van de werkelijkheid letterlijk op haar grondvesten trillen. Volgens deze theorie bestaat alle materie, maar ook onze gedachten, in feite uit superkleine deeltjes en golven van snel trillende energie. Nou hebben die kwantumdeeltjes een bizarre eigenschap: hun aanwezigheid wordt beïnvloed door het enkele feit dat je ze waarneemt of zelfs maar aan ze denkt. Met ander woorden: uw gedachten hebben direct invloed op de werkelijkheid om u heen. Volgt u me nog? 

Maar als die eigenschap bestaat, dan zouden gedachten dus óók een rol kunnen spelen bij het verhelpen van klachten en ziekten. Dit perspectief op geneeskunde is even intrigerend als onontgonnen. En als het klopt, biedt het daarnaast ongekende mogelijkheden om klachten te verlichten zonder gebruik van medicijnen. Helaas biedt deze column onvoldoende ruimte om u de kwantumfysica uit de doeken te doen en bovendien snap ik er zelf ook geen biet van, maar het idee van gedachten als helend middel spreekt mij wel aan, al betekent dat dan wellicht dat ik me moet gaan omscholen tot verhalenverteller of kwantumtherapeut. Sommigen (wellicht zal ooit blijken dat zij hun tijd ver vooruit waren), voelen dit alles al  lang intuïtief aan en stellen dat we dit principe ook kunnen gebruiken in de realiteit van ons dagelijks leven. Ik durf het bijna niet te geloven: zouden we dan toch een mooiere wereld kunnen creëren door de loutere imaginaire kracht van positieve gedachten? Is het waar dat onze realiteit zich aanpast als wij onze energie en dromen maar sterk genoeg richten op dat wat we wensen? Volgens de onnavolgbare wetten der kwantumfysica is dat zonder meer mogelijk. 

Plotseling moet ik denken aan het prachtige nummer Imagine van John Lennon. Als ik de tekst ervan nog eens herlees, zou het me niet verbazen als de zanger met dit lied getracht heeft om ons op artistieke wijze de mogelijkheden van de kwantumfysica uit te leggen: 

Imagine there’s no countries

It isn’t hard to do

Nothing to kill or die for, and no religion too

Imagine all the people, living life in peace…..

Verderop laat hij zijn fantasie helemaal de vrije loop. “Imagine no possessions”, zingt hij doodgemoedereerd. Stel je nou eens voor, er zou helemaal geen bezit meer zijn. Nou heb ik dat voorstel elders ook wel eens voorbij zien komen (met zelfs de toevoeging dat we daar heel gelukkig van zullen worden), maar dat vond ik dan weer geen geweldig plan. Onze artiest heeft er gelukkig zelf  ook zo zijn twijfels bij, getuige de disclaimer die hij er snel achteraan zingt: ”I wonder if you can”. Dat stelt me dan toch weer gerust, want er staan thuis toch wel een paar spulletjes waar ik aan gehecht ben. Die fantasie slaan we dus liever even over. Maar John droomt verder: 

No need for greed or hunger

A brotherhood of man

Welaan, dat lijkt me dan weer wél een strak idee. Met de vele moestuinprojecten die we ook in dit magazine de revue hebben zien passeren moet dat toch wel haalbaar zijn. Als we dan gezellig alles samen delen wat de aarde ons te bieden heeft dan zijn we in feite één grote familie. Kortom: John had een bijzonder hoopvolle boodschap en bovendien heeft hij in elk geval bij mij  de kwantumfysica en de kracht van de verbeelding zodanig naar binnen gezongen dat ik er de voordelen wel van zie. 

Nu kun je zeggen dat hij een dromer was, maar naar eigen zingen was hij niet de enige en ik  ben er in de afgelopen jaren achter gekomen dat hij daar absoluut gelijk in had. Daarom eindigt hij met een uitnodiging aan ons allen: “I hope someday you’ll join us”.  

Zullen we dat eens massaal gaan doen? 

Blogdo©

Heel de wond

Een jaar geleden bracht de Onderzoeksraad voor de Veiligheid een rapport uit met daarin een evaluatie van de maatregelen die de regering heeft genomen tijdens de coronatijd. Daar was wel het een en ander op aan te merken. Ook het wetenschappelijk bureau van het CDA schreef een evaluatie en ook hierin was de kritiek op het beleid bepaald niet mals. Dat laatste kon nog wel weggemoffeld worden door de oude media, die tegen beter weten in roepen dat ze onafhankelijk nieuws brengen, maar als eigendom van een tweetal Vlaamse mediareuzen vooral allemaal dezelfde kant van het verhaal belichten. De regering kon er echter niet onderuit om het OVV onderzoek te bespreken, want daartoe had zij zelf opdracht gegeven. Het was een zeer kritisch rapport: de besluitvorming was onduidelijk en niet transparant. Er werd vooral gestuurd op getallen. In verpleeghuizen voltrok zich een ‘stille ramp’ en de regering had totaal geen oog voor zaken als sociale gevolgen, de gevolgen voor de jeugd of het psychisch welzijn van kwetsbaren. Het was min of meer dezelfde regering die na het debacle van de Toeslagenaffaire beterschap had beloofd met mooi klinkende mea culpa’s en loos gebleken beloften met als nauwelijks verholen adagium: alles voor het pluche.  

In het debat over het OVV rapport was het niet anders. Op de vraag of het kabinet niet te hardvochtig was geweest jegens degenen die zich niet hadden laten prikken met het nauwelijks onderzochte ‘vaccin’ was het antwoord een bekende Ruttiaanse woordsalade waarvan neerlandici vermoedelijk pas over enkele decennia de ware betekenis bij benadering zullen kunnen ontwarren. Oké, wellicht was men te hard geweest, “misschien onbedoeld, maar zeker niet bedoeld”. Het is een antwoord in de categorie ‘geen actieve herinnering’ of  of ‘proactief archiveren’, steeds met dezelfde betekenis: “ik ben hier nu eenmaal niet om verantwoording af te leggen”.

De werkelijkheid is klip en klaar: de regering heeft er alles aan gedaan om de polarisatie in de samenleving maximaal aan te wakkeren. Zo heeft de Jonge gesteld dat het “arrogant is om niet mee te doen aan het vaccineren”, heeft hij aangegeven ‘’nul begrip” te hebben voor mensen die twijfelden over de prik en meende hij dat IC bedden “bezet werden door ongevaccineerden”. Vermoedelijk had hij die mensen liefst eigenhandig hun bed uit gesleurd en op straat gesmeten. Voor de zekerheid was hij overigens niet aanwezig bij het debat, want geen minister meer. En zo kon het gebeuren dat geen van de verantwoordelijken het lef had om ook maar enige rekenschap af te leggen over de gevolgen van de onder hun ambtsperiode begane misstanden. In de politiek kom je kennelijk gewoon weg met dit soort gekonkel, maar met democratie heeft dit alles natuurlijk bitter weinig meer te maken. 

Excuses werden niet gemaakt (daar gaan doorgaans enkele eeuwen overheen), maar goed, Rutte gaf dus toe dat de regering te hardvochtig geweest was. Dat lijkt me het understatement van het jaar. Net als in de Toeslagenaffaire, waar systematische discriminatie van regeringswege usance was, is discriminatie tijdens de coronatijd opnieuw door de regering genormaliseerd. “Niet normaal maken wat niet normaal is”, had Willem Alexander ooit gezegd, maar ja, dat is, zo is wel gebleken, natuurlijk meer voor de bühne. De QR code was een gedrocht waarvan men ook achteraf zelfs niet de moeite heeft genomen om het nut ervan aan te tonen. Toch werd hij gebruikt voor geïnstitutionaliseerde discriminatie. Ineens was toch normaal gemaakt wat niet normaal was. 

Het ergste daarvan was nog wel dat de regering een groot deel van de bevolking zover heeft weten te manipuleren dat mensen dit gewoon lieten gebeuren. Als gevolg van een beleid van bewust gecreëerde tweespalt, aanjagen van angst en dwingende maatregelen vond een groot deel van de bevolking het kennelijk oké dat anderen werden buitengesloten. Het werd, zo leren wij uit  WOB documenten, versterkt doordat de vrijheid van meningsuiting werd opgeheven door een innige samenwerking van de regering met de veiligheidsdiensten en speciale psyop teams, want er was slechts één mening toegestaan. Toen de regering haar verbindende taak verzaakte en een Staatswaarheid instelde voelden degenen die de zwaarbevochten vrijheid in gevaar zagen komen de verantwoordelijkheid om hun medemens de ogen te openen. De regering creëerde een vijandbeeld van hen, benoemde hen bij ministerieel decreet tot asocialen, isoleerde hen en gaf opdracht hun vrijheid van meningsuiting online op te heffen. Het miste zijn effect niet, want veel gezagsgetrouwen gingen zelfs hier weer in mee. Het leidde tot problemen en verwijdering tussen vrienden, binnen families en zelfs tussen ouders en kinderen. De impact daarvan is enorm. Het gemak waarmee mensen ertoe gebracht blijken te kunnen worden om de schouders op te halen wanneer hun naasten buitengesloten werden, is schokkend. Dat mensen gemakkelijk te manipuleren zijn om normaliter ongewenst of schadelijk gedrag te gaan vertonen is weliswaar in psychologie en filosofie al tientallen jaren bekend en beschreven, maar het in de praktijk ervaren ervan geeft toch een enorme knik in het vertrouwen. Slechts een enkeling stond op en nam het op voor de gediscrimineerde naasten. Massaal keek men de andere kant op. Hoe gemakkelijk is het dan om nog veel verder te gaan? Waar ligt de grens, en is die er eigenlijk wel? Hoeveel van de mensen die dit achteloos toelieten, hebben achteraf ingezien dat ze gestuurd werden door zorgvuldig bedachte psychologische trucjes? Wie is zo flink geweest om te vragen hoe dat voelde, om zelf hierop terug te komen en toe te geven dat ze hun collega, vriend of familielid nooit hadden mogen laten vallen? Pijnlijke vragen die niet verdwijnen als ze onbesproken blijven, maar die de meesten wel uit de weg gaan.  

Dit desastreuze beleid heeft Nederland verwond. Het is onbegrijpelijk dat er zo weinig aandacht is voor deze kwestie die voor talrijke mensen zo traumatisch is geweest. Velen hebben zich in de steek gelaten gevoeld door de mensen op wier loyaliteit ze meenden te kunnen rekenen. Dat is een fundamentele knauw in het vertrouwen. Het bagatelliseren en verzwijgen hiervan maakt het extra pijnlijk. Maar hoe moeten we hiermee verder? 

Het blijven meedragen van boosheid en verwijt zal alleen verliezers kennen. Daarom zullen we met degenen om wie we geven uiteindelijk met empathie en begrip nader tot elkaar moeten zien te komen. Wat daarvoor nodig is, is allereerst een oprechte en authentieke introspectie bij beide partijen. Degenen die alles maar lieten gebeuren zouden bij zichzelf te rade kunnen gaan of zij niet ergens een grens hadden moeten trekken, bijvoorbeeld toen discriminatie genormaliseerd werd. De critici van het beleid kunnen zich afvragen hoe zij, in hun verontrusting en angst (ja, ook bij hen!), mensen in hun omgeving afgeschrikt hebben. 

Wellicht komen we uiteindelijk tot de conclusie dat angst bij beide partijen een rol speelde:  bij de een de angst voor het virus, gevoed door de regering en bij de andere de angst voor het verlies van vrijheid en democratie, versterkt door een gevoel, door diezelfde overheid gemarginaliseerd en geneerd te worden. Door dat te erkennen en te bespreken, door daadwerkelijk naar elkaar te luisteren en oprecht te willen begrijpen wat er met de ander is gebeurd, kan er hopelijk begrip ontstaan voor elkaars positie en kan eenieder doorvoelen of en in hoeverre het opportuun is om de hand in eigen boezem te steken, eentueel excuses te maken, te aanvaarden of beide. De wonden zullen anders moeilijk of niet helen en we zullen in elk geval niet verder komen als we de pijnlijke vragen en het persoonlijke gesprek hierover uit de weg blijven gaan. Misschien is het wel zinvol om hiervoor een jaarlijks terugkerende nationale dag van Begrip en Vergeving te organiseren.  Want onderschat het niet: de pijn en het leed zijn groot genoeg om dat te rechtvaardigen.

Blogdo©





Van nieuw leven: een Kerstvertelling

“Als we íets leren van de geschiedenis,

dan is het wel dat we niets leren van de geschiedenis” 

Friedrich Hegel, filosoof

Het ontstaan van nieuw leven is één van de meest fascinerende aspecten van het menselijk bestaan. De geboorte getuigt van de kracht en doorzetting van de vrouw, zo grotesk dat die van menig stoere vent daarbij terstond verbleekt. Daarentegen is de conceptie een relatief eenvoudig proces met als belangrijkste ingrediënten een plezierige samenwerking en een zekere mate van gemeenschapszin. 

Ook het kerstverhaal gaat over dit thema. Het bevat wijsheden voor onze huidige tijd, verpakt in een oude vertelling over het ontstaan van nieuw leven. Bij dit laatste valt overigens op dat het focus wat meer ligt op de daadwerkelijke geboorte terwijl de conceptie zelf wat meer in engelachtige nevelen gehuld blijft. Om eerlijk te zijn kan ik dat niet geheel verklaren, beperkt als ik ben in mijn denken door mijn natuurwetenschappelijke achtergrond. Soms kan ik het even niet laten om zelf na te denken, want ieder mens heeft nu eenmaal zijn eigen onhebbelijkheden, en op die momenten waag ik mij soms aan tersluikse speculaties. Wat heeft zich nu precies afgespeeld tijdens het nachtelijk bezoek van die knappe engel aan de onbezoedelde Maria? Was de inhoud van de boodschap nu echt louter verbaal en sprak de engel slechts enkele gevleugelde woorden? Of was er meer en is het bijbelse verhaal onderworpen aan censuur, die immers van alle tijden is? Zou een WOB-verzoek….maar al snel staak ik mijn gepieker en herpak ik mij: ik heb inmiddels geleerd dat ik gewoon moet geloven en niet altijd alles moet willen begrijpen. 

Dus we stellen hier geen verdere vragen: Maria werd hoe dan ook zwanger en voor zover ik heb kunnen nagaan verliep de conceptie behoorlijk vlekkeloos en de zwangerschap voor het grootste deel voorspoedig. Totdat… er een brief van de regering op de mat plofte. 

Verbaasd legde Jozef zijn hamer neer. “Marie, post van de overheid!”, riep hij naar de keuken. Hij was zelf meer een man van het praktische werk en als het even kon liet hij niet alleen de keuken, maar ook de administratie graag aan zijn vrouw over. 

Maria opende de brief en las dat het keizerlijk hof alle mensen opriep om zich te melden zodat ze iedereen in een Registratiesysteem kon laten opnemen. Dat was gewoon beter, veiliger en bovendien wel zo overzichtelijk, zo stond het vriendelijk uitgelegd in de brief. Wat er overigens niet in stond en wat de jonge ouders in hun onschuld ook niet konden bevroeden, was dat de keizer hier heel andere bedoelingen mee had…. 

“Moeten we hier eigenlijk wel aan meedoen, lieverd?”, vroeg Maria met enig wantrouwen in haar stem. Vrouwen, en zeker moeders, hebben namelijk vaak een wat scherpere intuïtie voor gevaar dan mannen, die doorgaans wat goedgeloviger zijn. “Ach Marie, dat kan allemaal echt geen kwaad hoor”, wuifde Jozef haar bedenkingen weg. Hij was niet echt een man van argumenten: gezagsgetrouw en deugdzaam als hij was  stelde hij verder geen vragen. Op de achtergrond balkte een instemmend ‘i-aa!’. “Kom”, sprak Jozef kordaat. Hij hield niet van dralen.”Ik pak de ezel!”. Dus graaiden ze een zwik spullen bijeen, en alras waren zo de timmerman en zijn hoogzwangere gade op weg voor de lange reis naar het registratiekantoor. De tocht bleek echter wat al te optimistisch gepland, want na enkele dagen reizen kwamen de weeën opzetten. En ja hoor, u raadt het al: in de wijde omtrek was geen dokter, ziekenhuis of vroedvrouw te bekennen. Dat was natuurlijk pech. Maar helaas, daar bleef het niet bij. Want er zou nog een heel ander probleem gaan opdoemen, iets waar wij tweeduizend jaar na dato nog allemaal schande van spreken.

Uitgeput kwam het zwangere stel aan bij een herberg waar ze hoopten te kunnen uitrusten voor de nacht. Maar ze hadden buiten de regels gerekend. “Helaas, zonder registratiebewijs kom je er hier niet in”, sprak de waard beslist, want hij had zo zijn orders. En ook bij de volgende herbergen was het mis. “Opdracht van de keizer”, klonk het bits. 

Hohoho!” probeerde Jozef, want hij was dan wel wanhopig, maar bleef toch graag in de juiste sfeer. “Ik snap er niks van!”. Onthutst over zoveel gebrek aan medemenselijkheid wees hij naar zijn hoogzwangere vrouw. Er kwam net een flinke wee opzetten. “Kunnen we hier niet even als volwassenen over praten?” De herbergier keek argwanend om zich heen, als kon hij elk moment verraden worden, en schudde afwerend zijn hoofd. “Discussie over besluiten van de keizer is strikt verboden!” Het waren gekke tijden en een mens kon maar beter geen risico lopen. Vinnig gooide de herbergier de deur dicht in het gezicht van het verbouwereerde stel. Langzaam drong het tot hen door. Zwanger of niet, zonder registratiepapiertje waren ze in geen enkele herberg of taverne welkom (tientallen generaties later werkt dit deel van het kerstverhaal nog altijd brede verontwaardiging op, want zoiets is in onze beschaafde tijd natuurlijk totaal ondenkbaar). Teleurgesteld en verdrietig sjokten ze verder door de donkere nacht. Ze konden nauwelijks bevatten wat hen overkomen was. Waar waren ineens de ooit zo vanzelfsprekende medemenselijkheid en hulpvaardigheid gebleven? Hoe konden de mensen dit in Godsnaam laten gebeuren? 

Dit was dus blijkbaar de nieuwe onredelijkheid waarover de Keizer de laatste tijd vaker gesproken had.

Na enkele vermoeiende uren vond het jonge paar ergens in het veld een verlaten stal, waar een paar van de kudde losgeraakte schapen en wat vee een beetje sullig herkauwend voor zich uit stonden te staren maar waar nog wel ruimte was voor een bevalling, die vervolgens snel en ongecompliceerd verliep. En voor wie het verhaal niet kent: het was een jongetje. 

“Wat een wonderkind! Hoe zullen we hem noemen, Marie?” riep Jozef enthousiast. 

“O jezus, daar heb ik nog helemaal niet over nagedacht”, schrok Maria.

“Goed, dat is dan geregeld” , antwoordde Jozef tevreden. Hij sloeg graag spijkers met koppen. “Dan ga ik nu even een kribbe in elkaar timmeren!”. En fluitend nam de kersverse vader de hamer ter hand. 

Welaan, wie ooit bevallen is, weet dat de kraamvisite vaak sneller op de stoep staat dan je lief is en dat was in die tijd niet anders. Kort na de geboorte werd het al snel een drukte van jewelste, want een hele club engelen had vanuit de lucht alles al gesignaleerd en ik hoef u natuurlijk niet te vertellen dat engelen nogal graag kletsen, bij voorkeur in koor. Zo kon het gebeuren dat er op die decemberavond al snel heel wat herderlijke kraamvisite bij de stal samendromde en weldra vulde de sterrenhemel zich met gelach, gezang en de geur van wierook en andere verboden middelen. Bovendien hadden die exotische mannen zelf ook nog allerlei kraamkadootjes en lekkernijen meegenomen, dus naar verluidt werd het eigenlijk nog best een gezellige avond, die dan ook tot op heden door velen nog elk jaar rond deze tijd wordt herdacht.

En wat die volksregistratie betreft: het schijnt er niet meer van gekomen te zijn, of in elk geval is daarvan nimmer meer wat vernomen. De baby groeide voortvarend op tot een jongeman met een zekere uitstraling en een flink sociaal netwerk. Hij had een eigen mening, maar sprak met iedereen. Het schijnt dat hij naastenliefde, tolerantie en respect voor zijn medemens nastreefde. Helaas had de overheid in die tijd heel andere belangen (iets wat wij ons nu nauwelijks meer kunnen voorstellen) want met naastenliefde verdien je geen geld en voor je het weet kost die flauwekul je de macht. Hij werd dus gemakshalve genegeerd en neergezet als een hinderlijke lastpost. De keizer vertelde de mensen dat de jongeman verschrikkelijk gevaarlijk was en velen geloofden dat klakkeloos, want wat de keizer zei was immers altijd waar. Nou ja, er waren wel wat mensen die daar anders over dachten, maar daar kon je kort over zijn: die waren daaps. Kom op zeg, een mens had tegenwoordig echt wel wat anders aan zijn hoofd. 

Gelukkig voor de keizer was het in die tijd niet zo moeilijk om iemand voor een tribunaal te sleuren als hij verdraagzaamheid predikte of mensen probeerde te helpen, ook weer zoiets wat in onze beschaafde tijd natuurlijk niet meer denkbaar is. Voor wie even met een zak zilverlingen rammelde was een verrader zo gevonden, en zo kon het gebeuren dat deze vriendelijke jongeman fluks veroordeeld en onschadelijk gemaakt werd en naar verluidt ging dat er niet erg zachtzinnig aan toe. Pas vele jaren later zou men gaan inzien dat dit een van de grootste miskleunen uit die tijd was. Toch heeft de goeierd vóór zijn voortijdig overlijden nog aardig wat mensen weten te inspireren en ook daarna heeft hij het concept ‘nieuw leven’’ op een heel originele en wonderlijke manier vormgegeven. Nee, je kunt van alles van hem vinden, maar hij had zo zijn principes en liet zich daar niet van af brengen.  

Een echte doorzetter was het. Daar mogen we best een voorbeeld aan nemen. 

Blogdo©. 

Meld je aan om niets te missen

Mijn blogs verschijnen voorlopig nog op Linked in maar worden steeds sneller verwijderd. Wil je op de hoogte blijven als er nieuwe blogs verschijnen en ze hier teruglezen? Meld je dan aan en ik zorg dat je een bericht krijgt. 

©  Blogdoc.nl