Skip to main content

Scènes uit de spreekkamer

De opheffing van het medisch beroepsgeheim

Als huisarts heb ik, net als alle andere dokters, een eed gezworen.  Die houdt in dat je nooit schade doet aan de patiënt. Dat je bij twijfel terughoudend bent en dat je je patiënt altijd eerlijk moet voorlichten. Maar in deze tijd is alles ineens anders en inmiddels heb ik begrepen dat dokters zich niet meer aan die eed hoeven te houden.  Wel, dat maakt het leven een stuk gemakkelijker, want ik neem aan dat dan het beroepsgeheim ook komt te vervallen. Want eerlijk is eerlijk: ook een dokter wil zijn verhaal wel eens kwijt. Vandaar dus deze ontboezeming. Het ligt wat gevoelig, dus hou het maar even onder ons. Ga er eens goed voor zitten, want daar gaan we. 

Een van mijn patiënten is een zekere Mark. Om de privacy toch nog een beetje te beschermen, zal ik zijn achternaam niet noemen. Naar het schijnt heeft hij een vrij hoge functie in het kabinet. Hij heeft het blijkbaar maar druk mee, maar soms bezoekt hij zijn huisarts en vraagt hij om advies. Vorige week kwam hij bij me langs. Dat ging ongeveer zo. 

-‘Goedemorgen, Mark! Hoe gaat het met je?’ 

-‘Nou, best goed hoor. Geen centje pijn eigenlijk. Lekker wat vergaderen, beetje rondbellen in mijn torentje,  nu en dan zorgelijk in de camera kijken. Ik zit lekker in mijn rol.’

-Mooi. Maar geen echte zorgen begrijp ik?’

-’Nee joh! Prognoses zijn goed: wat er ook gebeurt,  ik zit gebeiteld, vaste job voor mij!  Ben gelukkig geen ondernemer hè, haha.  Nee, ik vermaak me opperbest!’ Zo ken ik hem. Altijd opgewekt en zorgeloos die kerel. Gelijk heeft ie. 

-’Mooi Mark, dat klinkt zeer positief.’ Ik kom ter zake. ‘Wat brengt je hierheen?’  

-’Nou, ik moet over een paar dagen  weer een persconferentie houden. En daar maak ik me dan wel weer wat zorgen over’. 

-O? Vertel!’’ 

-’Nou ja, weet je’, begint hij. ‘De cijfers gaan naar beneden, het aantal besmettingen daalt. Dat moeten we natuurlijk niet hebben’.Ik kijk hem begripvol aan. ‘Nee, snap ik’ (Regel 1: laat merken dat je de patiënt volgt, ook al snap je er geen sikkepit van. Hij praat dan vanzelf verder en wellicht komt er dan duidelijkheid) 

-Hij gaat verder. ‘Tot nu toe lukte het vrij gemakkelijk om de angst er in te houden, maar met die dalende besmettingen dreigen de mensen zelf te gaan nadenken. Wat moet ik in godsnaam zeggen tijdens die persconferentie?’ Ik zie enige wanhoop in zijn ogen. De stakker.

-’Hmm, lastig ja’. Ik knik begrijpend (Regel 2: reageer invoelend, knik instemmend, ook als je je afvraagt waar dit in godsnaam heen gaat. Dan maak je contact op gevoelsniveau) . Je bent bang dat de mensen straks minder bang worden?’

-’Ja, daar ben ik heel bang voor. Daar moet ik iets op bedenken’.

-’Ok Mark, ik snap je dilemma. Heb je zelf  al een idee hoe je het wilt aanpakken?’ (Regel 3: ga eerst na of de patiënt zelf al een oplossingsrichting bedacht heeft, vooral als het een absurd dilemma betreft)

-’Nou ja, ik doe het volgens het vaste schema van de persconferentie’. 

-’O, op die fiets. En hoe ziet dat er uit?’

-’Wel, dat gaat als volgt:

1. ik heb helaas slecht nieuws voor u,  

2. het doet me veel pijn om dit te vertellen  (hij geeft me een veelbetekenende knipoog)   

3. het gaat helemaal niet goed,  

4. de situatie is eigenlijk zelfs heel erg zorgelijk…’

-’Ok, klinkt goed! Je bouwt het slechte nieuws dus geleidelijk op?’

-’Ja, net als de aanzwellende muziek in een scene van een spannende film. De mensen voelen dan vanzelf wel dat het spannend wordt.’

-’Slim zeg. Wat ben je toch een bijdehandje, Mark’ 

-’Ja, dat werkt tot nu toe heel goed. Dan ga ik altijd zo verder: 

5. het ligt allemaal aan ‘de mensen’, want ze houden zich niet aan de regels…’

-’Geweldig! Dus je begint met alle verantwoordelijkheid van je af te gooien, hoppa, alle schuld naar het volk toe. Geniaal man.’

-’Haha, goed hè? En let op, dan komt de uitsmijter. Hij kijkt triomfantelijk en vervolgt: 

6. dus moeten we ondernemers nog wat verder afknijpen, vrijheden nog wat verder inperken en de maatregelen met minstens enkele weken verlengen’   Tadaaa!’

-’Wow!’

-’Mooi toch? Bam, pak aan! Eigen schuld allemaal! Stelletje lapzwansen. Luisteren zullen ze, als makke schapen!  Ik ben al een heel eind op weg, maar het is niet genoeg.’

-’Woehaha, Mark! Je bent geweldig! Alle schuld bij de mensen. En je denkt dat ze er massaal in gaan tuinen?’

-’Absoluut. Laat dat maar aan mij over. Als je ze maar bang maakt en bang houdt! Maar nu heb ik een probleem, want het aantal besmettingen daalt als een gek. Dat is funest voor de angst. Mensen lezen nu dat de maatregelen 10x zoveel levens kosten als ze sparen. Dat soort informatie zit natuurlijk verschrikkelijk in de weg. Ik wil niet weer zo’n gedoe als met die Toeslagenaffaire!’

-’Toeslagenaffaire?’ Ik kijk hem vragend aan. Ik had er wel iets van gehoord. Iets met aftreden en zo, maar ineens hoorde je daar niks meer van, dus was ik het al weer vergeten. 

-’Ja. die stomme commissie die zei dat onze maatregelen een totale miskleun en een ramp voor de slachtoffers waren. Dat we totaal fout zaten en we ten onrechte de schuld bij de mensen gelegd hadden. Wat moet ik anders? Ik kan moeilijk gaan toegeven dat ik er wéér naast zit’. 

-’O dat ja, Snap ik. Tja, wat zou je daar aan kunnen doen hè?’ (Regel 4: kom niet meteen zelf met een oplossing. Stimuleer de patiënt om zelf mee te denken).

-’Geen idee, daarom  kom ik bij jou. Jij bent dokter, ik niet’ (Regel 4 werkt niet altijd even goed)

-’Hmm, even nadenken. Wacht eens: kun je niet iets bedenken wat ineens veel meer angst aanjaagt? Zodat mensen denken van: o ja, ik was die lockdown eigenlijk helemaal zat, maar nu snap ik wel dat het niet anders kan? Zodat je weer van voren af aan kunt beginnen?’

-’Dat heb ik nodig ja. Maar wat zou dat moeten zijn? Er moet iets veranderen, want door die angst doen ze alles wat ik wil’. 

De telefoon onderbreekt ons gesprek. De assistente belt: de gegevens van een andere patiënt zijn gewijzigd, ze vraagt of ze de mutatie mag doorvoeren.  En terwijl ik haar te woord sta over die mutatie, zie ik Marks gezicht ineens opklaren, alsof hij ineens een ingeving gekregen heeft. Met een opgetogen gezicht staat hij op. Een joviale boks – en weg is hij. 

Enkele dagen later kijk ik naar de persconferentie. Ik zie hoe Mark, met een bezorgd persconferentiegezicht, net als voorheen punt 1 tot en met 6 opleest. En dan hoor ik dat er een nieuwe variant is opgedoken. De angst slaat toe als nooit tevoren.

Vlak voor ik ga slapen krijg ik een SMS van Mark. ‘Het werkt! Goed hè?’

Blogdo©

Het sprookje van de dokter en de koning – deel 1

Een vertelling voor en vanuit zorg

Dit blog is een reactie op het viraal gaan van een van mijn eerste posts op LinkedIn . 

Als mensen zich niet meer vrij voelen om hun mening te geven, dan raakt dat iets in mij. Maar ik zie wel dat het massaal gebeurt. De regering wil dat artsen kritiekloos het gewenste refrein herhalen. Dwarsdenkers, in de geschiedenis vaak de motor van vooruitgang, worden niet getolereerd. Zorgmedewerkers worden geacht de officiële leer te verkondigen: wie kritische vragen durft te stellen wordt genadeloos aangevallen of zelfs ontslagen. Maar moeten we onze patiënten dan sprookjes gaan vertellen? 

Welnu, laat ik het eens proberen….

Het sprookje van de dokter en de koning.

Er was eens, lang geleden, een klein, kneuterig dorpje in de polder. Er gebeurde niet veel, de mensen keuvelden wat met elkaar, dronken een biertje op een terrasje en keken naar de lama’s in de wei. In het dorpje woonde ook een dokter: mensen bezochten hem met een  steenpuist, verkoudheid of jubeltenen. Dan gaf hij soms een pilletje of een brouwsel. Vaak ook gaf hij niets – of eigenlijk:  heel veel. Dan gaf hij tijd en aandacht. Hij dacht met je mee of legde een arm om je heen, want dat mocht gewoon, hij luisterde of bood troost. 

In het land regeerde natuurlijk ook een koning. En zo kon het gebeuren dat de dokter op een dag bij de koning ontboden werd, want er was iets Heel Ergs aan de hand. Nu was de dokter heel gezagsgetrouw, dus meldde hij zich terstond bij het paleis. Hij werd ontvangen in een grote zaal waar de koning vanaf een grote troon op hem neer keek. Op zijn hoofd prijkte een grote kroon, die hij af en toe stevig vasthield, alsof hij bang was hem kwijt te raken. Naast hem zat een Raadgever. Enkele stoelen waren leeg. 

‘Dag majesteit’, sprak de dokter vol respect, want dat hoort zo bij koningen. 

‘Ha dok!’ De koning kon heel joviaal doen als hij het nuttig vond om iemand op zijn gemak te stellen. Je hebt als koning dan wel veel macht, maar je wilt verder eigenlijk ook niet al te veel gedoe.

Dok, ik heb je nodig!’ ‘Er is iets geks aan de hand. Het lijkt wel een ziekte! De mensen krijgen allemaal jeuk en rode vlekjes. Dat moet nu maar eens afgelopen zijn. Bedenk een plan!´  De stem van de koning had iets dwingends, zoals je dat wel vaker hoort bij koningen die zich eigenlijk wat onzeker voelen.

‘Tja’, sprak de dokter bedachtzaam. ‘Ik zie vaker mensen met rode vlekjes. Gelukkig trekken die bij de meeste mensen weer vanzelf weg, dus meestal stel ik hen gerust. En als ze toch zieker worden krijgen ze een pilletje of leg ik ze in de ziekenboeg. Maar ik maak ze niet al te ongerust, want meestal is dat niet nodig’. 

‘Onzin!’, sprak de koning wrevelig. Hij kon joviaal zijn, maar had een grote hekel aan tegenspraak.  ‘Ik hoor wel dat jij maar een gewone dorpsdokter bent. Geruststellen? Wat een flauwekul. Je snapt er geen sikkepit van. We moeten snel ingrijpen en dat gaan we doen ook. En ik heb een oplossing!’

De dokter keek de vorst verrast aan. Het zoeken van oplossingen kostte hem zelf altijd veel meer tijd, maar de koning was heel snel. ‘Wat goed, koning!’, sprak hij verrukt, want hij was goed van vertrouwen. De koning vervolgde opgetogen zijn verhaal.

‘De oplossing zit in… een gehaktbal voor alle mensen!’

‘Een….een gehakbal?’ stamelde de verbouwereerde dokter. Hij was even van zijn stuk gebracht. ‘’ Bedoelt u dat…’

Maar de koning luisterde niet.  ‘Alle mensen krijgen een gehaktbal. De Raadgever heeft beloofd dat alles dan weer goed komt’. 

De dokter dacht even na. De Raadgever was natuurlijk een wijs man en hijzelf maar een simpele dokter.. Maar gehaktballen? Wat een geniaal idee eigenlijk. De dokter schaamde zich een beetje. Dat hij daar nou zelf niet op gekomen was.  Maar toch… iets voelde er niet helemaal goed. Wisten we eigenlijk wel zeker dat een gehaktbal de beste oplossing was? Of de enige? En als mensen nou ziek worden van zo’n bal? Wat zit er eigenlijk allemaal in? En vooral: wat vinden de mensen eigenlijk zelf? Allerlei vragen en zorgen buitelden door zijn hoofd. Hij werd een beetje duizelig, maar herpakte zich.

‘Nou’, sprak hij. ‘Ik ben blij dat onze wijze koning een oplossing heeft. Aan de slag dan maar! 

Hij wilde weglopen, maar bedacht zich. ‘Eén vraagje nog, majesteit. Wat vindt de Raadgever er eigenlijk van?’

De koning keek naar de wijze grijsaard die naast hem zat en trok zijn wenkbrauwen op. ‘Nou?’ Het gezicht van de Raadgever kwam de dokter vaag bekend voor. Waar kende hij deze man toch van? Was hij niet de eigenaar van de grote slagerij? Maar goed, hij dwaalde af, dat deed er even niet toe. 

De Raadgever schraapte zijn keel, want dat kon toen nog gewoon, en trok zijn gewichtigste gezicht. Boven zijn stoel hing een getuigschrift van een cursus Rode Vlekjes. 

‘Ik ben het geheel met de koning eens!’, klonk het vastberaden. ‘Het is belangrijk dat we terstond beginnen met het uitdelen van gehaktballen aan de gehele bevolking, want dat is de enige oplossing.’ De dokter was onder de indruk, want het getuigschrift had heel mooie letters met grote krullen en er zat ook een zegel op. De Raadgever wist vast veel beter hoe je met rode vlekjes moest omgaan dan hijzelf. 

Toch had de dokter ook wel eens gehoord dat je altijd zelf moet blijven nadenken. Toegegeven, met wijze Raadgevers was die noodzaak er eigenlijk niet meer zo, maar toch: soms kon hij het gewoon even niet laten. 

‘En de andere Raadgevers, wat vinden die er van? Trouwens, waar zijn die eigenlijk?’ De dokter keek naar de lege stoelen naast de troon. ‘Er zijn toch altijd veel meer Raadgevers?’ 

‘De andere Raadgevers zijn er niet’, bitste de koning geïrriteerd. Ze waren wat in de war en bovendien eigenwijs. Ze zijn allemaal ontslagen.’

‘Maar koning‘,  wierp de dokter tegen. ‘Is het dan niet altijd goed om het probleem van verschillende kan….’

‘Hou je mond!’, riep de koning. Nu was hij echt boos. Hij trilde helemaal. Zijn kroon, groot en rond, met uitsteeksels erop, viel bijna van zijn hoofd maar hij hield hem krampachtig vast. Hij had de kroon nodig, want die boezemde de mensen angst in. En met angst kun je ze onder de duim houden, wist de koning. Dan slikken ze alles, ook gehaktballen. 

Even was de dokter onder de indruk. Durfde hij nog tegen te stribbelen?  Hij dacht wel van alles, maar durfde hij het wel te zeggen?. De koning duldde doorgaans geen tegenspraak. Maar ja, dokters zijn vaak een beetje eigenwijs, en hij kon het niet laten. Hij dacht aan zijn patienten, die hij goed kende. De dokter wist dat er een paar bij waren die echt niet van gehaktballen hielden. Moesten die dan toch…Hij besloot zijn angst opzij te zetten. Als hij niet voor zijn mensen op kwam, wie zou dat dan wél doen? De mensen rekenden op hem, hij mocht hen niet in de steek laten. ‘Maar majesteit, als de mensen nou écht geen gehaktbal lusten?’. 

Zo, dat was er uit. 

De koning werd witheet. Zijn stem sloeg over en trilde van woede.’Wat zeur je nou, prutsdokter!  Als ik zeg gehaktballen dan worden het gehaktballen. Of ze nou willen of niet, je duwt ze maar door hun strot, want anders komen ze de straat niet meer op. De mensen hebben voortaan niks meer te zeggen hier, daar zorg ik wel voor, basta!’ 

Op weg naar huis voelde de dokter zich een beetje somber, ja zelfs verdrietig. Hij voelde een vervelende buikpijn opkomen, zo’n buikpijn die je krijgt als er iets niet klopt. 

En de koning? Die was tevreden ‘Dat hebben we even mooi gefikst’, sprak hij tot de Raadgever. ‘Die zal voortaan precies doen wat ik zeg’. 

Maar dat zou een grote vergissing blijken. 

Blogdo©

Naschrift: 

Enige tijd na het schrijven van dit sprookje ben ik tot de ontdekking gekomen dat dit slechts het eerste deel was, want het verhaal bleek verder te gaan. Niet is dan logischer dan een 2e deel dat u hier kunt lezen. Al spreek ik bij het ter scherme gaan van dit deel de oprechte hoop uit dat er geen derde nodig zal zijn…

Hokjesdenken 

Wie de krant -of een willekeurig ander nieuwsmedium-  er op naslaat kan er niet om heen: corona domineert het debat. Elke begint dag een brij van cijfers waar ieder naar believen zijn eigen conclusies uit trekt. Dan de duiding van die cijfermassa – want met het creatief gebruik van grafieken en tabellen is immers elke mening naar eigen goeddunken te stutten of te ondergraven. Daar moeten we dus een weg in vinden en wij laten ons graag leiden door mensen die het, anders dan wij stervelingen, allemaal wél weten. 

Opvallend is dat de wereld inmiddels opgedeeld lijkt te zijn in twee kampen. Laat ik ze voor het gemak de gelovigen en de ongelovigen noemen. Wie gelooft, heeft vrees en ontzag voor het virus, dankt de hemel voor de aardse voorzienigheid die Regering heet, en zet bij het opstaan nog vóór het tandenpoetsen als eerste een mondkapje op. De afvalligen onder ons daarentegen lijken allemaal te kunnen worden geschaard in de categorie van de zogenaamde Complotdenkers, een groep paranoïde paradijsvogels die in hutjes op de hei leven, zich met aluminiumfolie omwikkelen om zich tegen zendmasten te beschermen. Mensen die denken dat het virus door satanische buitenaardse wezens over de aarde is gestrooid om vervolgens door Google en consorten te worden gebruikt om hun microchips via vaccins bij de wereldbevolking in te brengen en wier sinistere boodschap zich sneller over de wereld verspreidt dan het virus zelf. Ziedaar een overzichtelijke indeling van de mensheid: gemak immers dient diezelfde mens. 

Wat in deze discussie ondergesneeuwd raakt is het feit dat deze indeling geen recht doet aan de realiteit van de discussie. Velen zijn oprecht bezorgd om bijvoorbeeld de gevolgen van de ingrijpende maatregelen voor de maatschappij nu en in de toekomst of vragen zich af wat de gevolgen zijn van sociale deprivatie die zich inmiddels niet meer beperkt tot het bejaardenhuis. Wie het lef heeft om vraagtekens te stellen bij het staande beleid (‘Hoe nuttig zijn mondkapjes als ze aan geen enkele kwaliteitseis hoeven te voldoen? ‘Kun je de lange termijn-effecten van een vaccin wel binnen een half jaar vaststellen?’) kan doorgaans niet rekenen op veel begrip voor deze kritische houding en ontmoet meestal weinig medestanders. Dat komt niet omdat er zo weinig mensen vragen hebben, maar omdat velen bang zijn om voor hun visie uit te komen. ‘Doe mee en stel geen vragen!’  lijkt het devies: fnuikend voor een open samenleving waarvan het weefsel wordt gevormd door het vrije debat. Waar dat toe leidt hebben we gezien met de eerste Coronawet, een juridisch gedrocht waarmee minister de Jonge in één klap een aanzienlijk deel van de democratie en grondwettelijke rechten van haar burgers als kwalijke excreta door het riool probeerde te spoelen. Waren daarbij geen kritische vragen gesteld, dan waren we nu een flink stuk richting een totalitaire staat opgeschoven. Maar Nederland heeft geen behoefte aan een Kim-il de Jonge. 

Het is bijzonder en ook verontrustend om te zien hoe doorgaans weldenkende en redelijke mensen plots de grootste moeite blijken te hebben met een gezonde,  open en respectvolle discussie zodra het gaat om de vraag hoe wij ons verhouden tot corona. Voor- en tegenstanders staan lijnrecht tegenover elkaar en wie vragen stelt hoort in de ogen van velen bij het complotkamp – of is op zijn minst egoïstisch en onverantwoord bezig. Het is te hopen dat het geluid van redelijke en weldenkende mensen als Rudi Westendorp en Marli Huijer breed aandacht krijgt, zodat de polarisatie uit het debat verdwijnt en we gaan nadenken over wat we nu daadwerkelijk belangrijk vinden voor onszelf en de wereld die wij aan onze kinderen nalaten.

Blogdo©

Virologica

De komst van het Virus heeft heel wat teweeggebracht in ons land. Dat is begrijpelijk, want het gaat hier niet om een griepje, zoals virustwijfelaars ons willen doen geloven. Het vermaledijde stukje RNA gaat veel verder dan dat. Het tast niet alleen onze luchtwegen aan maar, naar  recentelijk is gebleken, ook ons vermogen tot logisch nadenken. 

Dat leidt tot niet altijd goed te begrijpen adviezen. Zo mag een ouder niet komen kijken bij de wedstrijd van zijn kind dat bij de mini’s voetbalt, maar mogen mensen zich wel massaal verdringen op Black Friday en valt een vlucht naar Curaçao, viraal gezien, niet meer onder internationaal vliegverkeer. Zo adviseert de GGD in Amsterdam dat kinderen samen mogen dansen, maar ben je 13 of ouder, dan mag je er, als je tenminste niet tot hetzelfde huishouden behoort, niet bij zingen; ben je boven de 18 dan mag je alleen buiten dansen en moet je het bij neuriën houden, tenzij  je danspartner dezelfde voordeur heeft want mag je daar wel weer binnen meedansen – mits je er niet bij zingt natuurlijk en tenzij het in een kerk of moskee is. Ik vermoed dat er nu wordt gewerkt aan een wet waarin staat wat je voortaan wel en niet mag zingen. 

Gelukkig hebben we onze regering nog. Weliswaar hadden ze  ons in januari met stelligheid bezworen dat het allemaal reuze mee zou gaan vallen met dat virus (vergissing, kan gebeuren)  en wisten ze kort nadien te melden dat het virus in ons land zeker geen voet aan de grond zou gaan krijgen (nou ja, voortschrijdend inzicht en zo). Weliswaar had Grapperhaus iets te uitbundig gefeest (ach ja, komt in de beste families voor). Weliswaar  hadden ze kort geleden nog geprobeerd om gezichtsbedekking strafbaar te stellen (toegegeven, daar was het dan misschien net even misgegaan, soit) en bleek het preventief  opsluiten van bejaarden toch niet zo heilzaam als gedacht (inschattingsfoutje, kan de beste overkomen). Maar in september lieten onze minister en hoofd van het RIVM ons dan toch geruststellend weten dat het dragen van mondkapjes een totaal zinloze bezigheid was, die dan ook niet werd aangeraden. Nee, het was zelfs beter om die ondingen helemaal niet te gebruiken. En omdat de regering altijd weet wat goed voor ons is (oké, soms even niet, maar dat zijn incidentjes) ging het van hop! Weg ermee. Inmiddels echter is diezelfde overheid geheel bekeerd en heeft opnieuw de oplossing. Nee, nu écht: mondkapjes en niets dan mondkapjes zult gij dragen! 

Kwaliteitseisen worden er overigens gelukkig in het geheel niet aan die dingen gesteld, dus men maakt het ons niet moeilijker dan nodig is. Het maakt dan ook niet uit hoe en waarvan ze gemaakt zijn. Dus ging ik aan de slag met satijn, katoen, vitrage en kippengaas, liet mijn fantasie de vrije loop en knutselde er tijdens een gezellige bijeenkomst met een tiental vrienden lustig op los. Er is door de minister van Huisvlijt zelfs een heuse knip- en plakinstructie op de website van het ministerie gezet zodat je ook je eigen patroontje voor je gezicht kunt fröbelen. Ze werken dan wel helemaal niet, zoals blijkt uit onderzoek gepubliceerd in vooraanstaande medische vakbladen, maar dat was niet meer dan een flauw intermezzo: die jongens hadden natuurlijk helemaal niet begrepen waar het om gaat. En juridisch schijnt het ook al niet te kunnen, blijkens het oordeel van de Nederlandse Orde van Advocaten die de regeling afbrandde, maar die juristen weten natuurlijk ook niet waarover ze het hebben. Nee, dan doet onze regering het een stuk beter. 

En daar zit ik dan, vol trots met mijn zelfgemaakte trendy mondkapje. Het zit niet heel lekker maar als je er wat aan plukt of gewoon je neus vrij houdt, valt het best mee. Soms  zakt het ook wel eens wat scheef, maar met wat schuiven en trekken zet je het weer goed. En kom op zeg, af en toe gun ik mezelf net als alle anderen ook even een kaploos moment.  Want hoewel het kapje verplicht is, geldt deze verplichting natuurlijk niet als ik even een sigaretje wil opsteken. Dan stop ik  het kapje gewoon even in mijn broekzak bij mijn zakdoek, steek ik een peuk op en kan ik even frisse lucht ademen. Na wat flinke teugen nicotine zet ik hem weer snel op, want ik wil het natuurlijk niet aan mijn luchtwegen krijgen. Het is allemaal zo logisch – en het werkt geweldig. Dit exemplaar houd ik, want ik ben niet ziek geworden in die drie weken dat ik dit kapje draag. 

Blogdo©

Dokter Trump

In tijden van pandemie zijn landen en volkeren in verwarring, stuurloos en ontredderd. Meer dan ooit is er dan nood aan leiders die de dolenden doortastend en wijs langs de gevaren weten te laveren. In Nederland hebben we daarvoor onze immer goedlachse premier. Ingefluisterd door zijn uitbraakdeskundigen zet hij het land op slimme wijze op slot waarbij hij  -hoe Nederlands- toch her en der nog een kiertje open laat. Kinderen mogen weer spelen en krijgen en passant les in praktische meetkunde, want houd die 150 centimeter maar eens in de gaten als je tikkertje gaat spelen. De kapper moet nog even wachten, de tandarts mag wat dichterbij komen en kan zijn inkomstenbron weer gaan aanboren. In andere landen gaat het er minder genuanceerd aan toe. De Braziliaanse president bijvoorbeeld vindt dat het maar eens over moet zijn met die onzin, want het treft alleen bejaarden en die leveren toch niets meer op.

Dit soort dubieuze types kan voor een oplossing wellicht te rade gaan bij vriend en geestverwant Trump, die het presteert om de ene onbenullige stommiteit na de andere uit te kramen. Maar gisteren maakte hij het nog bonter met zijn welgemeende adviezen aan de medisch onderzoekers. Weliswaar was hij geen dokter, zo sprak hij voor de broodnodige verduidelijking, maar hij was naar eigen zeggen daarentegen wel gezegend met een hele goede ‘you-know-what’, waarbij hij veelbetekenend met zijn vinger naar zijn voorhoofd wees. Nou ken ik dat gebaar nog wel uit vroeger tijden om aan te geven dat iemand niet goed bij zijn hoofd is en vond ik het gebaar op zichzelf dan ook zeer toepasselijk, maar ik vrees dat Trump hier een geheel andere boodschap wilde geven. 

Wat was het geval? Kort tevoren had een ambtenaar van het Home Security Centre een update gegeven van onderzoek waaruit blijkt dat diverse desinfectie- en  schoonmaakmiddelen, waaronder bleekmiddel, het virus snel doden op niet-poreuze oppervlaktes zoals deurkrukken. Handig weetje bij het schoonmaken, wilde hij maar zeggen. 

Niet gehinderd door ook maar de geringste kennis van zaken -en vooral niet door een gezond ‘you-know-what’- wist Trump zijn geheel eigen vertaling van de onderzoeksbevindingen te maken. Met zijn onnavolgbare brein maakte hij onmiddellijk de vertaalslag  naar een praktische medische toepassing en suggereerde hij dat het heel zinvol zou kunnen zijn om dit soort middelen bij mensen te injecteren. Want, zo verklaarde hij voor de minder begaafden onder ons die de details niet meteen allemaal even snel doorzien hadden: het doet immers ‘a number of things’ in je longen. Kijk, dat is nog eens een heldere uitleg en dan snap je tenminste hoe het werkt, op moleculair niveau.

Trumps suggestie is natuurlijk van een niet meer te bevatten stupiditeit. Het meest sneue in deze vertoning is niet zozeer de totaal overbodige disclaimer dat hij geen medicus is -de hemel beware ons!- maar dat de stakker kennelijk inderdaad in de veronderstelling leeft dat hij over een uitstekend functionerend brein beschikt. Deze aanname moet worden aangemerkt als een van de grootste misvattingen van het laatste millennium: stompzinniger dan dit advies kun je het werkelijk niet bedenken. 

Stel je nou eens voor. De patiënt komt hoestend en met ademnood bij zijn arts, die de diagnose corona-infectie stelt. Geen nood, want de dokter heeft gelukkig net college gehad van professor Trump die hem heeft bijgepraat over de laatste stand van de medische wetenschap en deze feilloos heeft vertaald naar de bruikbaarheid daarvan in de medische praktijk. Dus haalt de dokter de fles bleekmiddel die hij net uit de schoonmaakkast gehaald heeft,  volgt nauwkeurig de instructies (contact met de huid vermijden), neemt zijn injectiespuit, trekt wat van het spul op en terwijl het bijtende zuur zijn injectiespuit wegvreet spuit hij de nietsvermoedende patiënt een millilitertje of tien van de zwaar etsende vloeistof in zijn bilspier.

Je kunt je voorstellen wat er gebeurt. Het zuur vreet zich een weg door de weefsels en veroorzaakt binnen enkele minuten een dramatische ontstekingsreactie. Het weefsel wordt binnen de kortste keren onherstelbaar beschadigd, sterft af en tenslotte ontstaat er een daverende infectie in het necrotisch geworden gebied. En dan hebben we het nog maar over een injectie in een spier. Mogelijk wil onze charlatan het ook nog wel in een vat laten spuiten, daarmee vermoedelijk een onmiddellijk doodvonnis over de patiënt uitsprekend.

Pandemieën zijn gevaarlijk, want er worden veel mensen ziek en sommigen gaan zelfs dood. Maar ze zijn niets bij het allergrootste gevaar: peilloze domheid, ridicule zelfoverschatting en een totaal gebrek aan zicht op de eigen beperkingen. Met zo’n man aan het roer heb je geen pandemie meer nodig om de mensheid naar de verdommenis te helpen. 

Blogdo©

Meld je aan om niets te missen

Mijn blogs verschijnen voorlopig nog op Linked in maar worden steeds sneller verwijderd. Wil je op de hoogte blijven als er nieuwe blogs verschijnen en ze hier teruglezen? Meld je dan aan en ik zorg dat je een bericht krijgt.